In de 'culture wars' probeert filosoof Gijs van Oenen links en rechts met elkaar te verzoenen

Dr. G.H. van Oenen
Gijs van Oenen

„Een boek als dit zou eigenlijk mislukt zijn als er geen debat over op gang zou komen”, zegt Gijs van Oenen nuchter. In een Amsterdams café praten we over Culturele veldslagen, zijn filosofische geschiedenis van de culture wars, de ideologische strijd die nu ook in Nederland woedt, van Zwarte Piet en woke taalvoorschriften tot boerenprotest en antivaxxers.

In die ‘oorlogen’ gaat het vooral om erkenning van de eigen identiteit, een begrip dat volgens Van Oenen maatschappelijke tegenstellingen is gaan beheersen. Dat heeft geleid tot verabsolutering van sociale en politieke conflicten: tegenstanders zijn vertegenwoordigers van een foute identiteit, met wie geen verstandhouding mogelijk is.

Van Oenen (1959), een van oudsher linkse denker die „nog steeds moeizaam afscheid aan het nemen is van het marxisme”, is er niet optimistisch over. We dreigen een land te worden van achttien miljoen „aanklagers”, schreef hij in NRC. Klagers die enkel nog wrok tegen de overheid of samenleving gemeen hebben. Enig gezag om een oordeel te vellen over eigen of andermans klachten „accepteren we niet meer”.
 

Waarom hebben we dan juist een filosofieboek nodig?

„Nou ja, filosofie kan maar tot zover gaan, daarna is het aan het publiek en de politiek. Dit boek is een poging de culture wars te bezweren, door mensen te laten zien waar hun posities vandaan komen en wat de onbedoelde gevolgen ervan kunnen zijn. Ik probeer een metapositie in te nemen. Al besef ik dat dit niet mogelijk is, want alles wat je doet wordt geïnterpreteerd als een zet in het schaakspel. Neutraliteit bestaat immers niet, vinden de partijen. Toch denk ik dat het zinvol is. Als mensen hun overtuigingen wat minder absoluut bekijken zou dat al heel waardevol zijn.”
 

Uw boek gaat vooral over linkse cultuurstrijd, maar is de rechtse niet veel gevaarlijker? Zie de VS.

„Ze hangen samen, je ziet dezelfde mechanismen optreden: het beroep op identiteit, het verketteren van de tegenstander. De Trump-aanhangers die het Capitool bestormden pleegden geweld en waren in die zin evident gevaarlijker. Maar in Bob Dylans The Times They Are a-Changin’ moesten de senatoren ook wegwezen. Dat was natuurlijk geen letterlijke bestorming, maar dat hoefden zijn aanhangers ook niet, omdat ze al iets belangrijkers hadden gewonnen, namelijk culturele hegemonie.

„Als je links bent en emancipatie een maatschappelijke waarde vindt, zoals ik, dan zul je moeten erkennen dat ook rechtse emancipatie mogelijk is, en zelfs wenselijk. Die kun je niet afdoen als vals bewustzijn, als iets van domme of misleide mensen. Zij zijn óók geëmancipeerd en maken bewuste politieke keuzes. Je moet de discussie gaande houden. Dat geldt natuurlijk ook voor rechts.”
 

Maar biedt discussie soelaas bij zulke harde tegenstellingen?

„Het is beter dan geen discussie. Kijk, je kunt zeggen: het is uitstel van executie. Maar uitstel is soms het beste waar je op kunt hopen, in een democratische samenleving. Het is al heel wat als je echte burgeroorlog kunt voorkomen. Ik denk dat mensen dat gevaar onderschatten.”

In Culturele veldslagen volgt Van Oenen de strijd om identiteit via het „filosofische Evenement” van de jaren zestig naar het hedendaagse woke en queer denken. Een hoofdrol spelen de Franse filosofen Foucault en Derrida, die elke sociale of symbolische orde ontrafelden als een vorm van machtsuitoefening. Hun ontregelende denken, volgens Van Oenen niet per se links of rechts, hechtte zich aan de linkse emancipatiebewegingen die toen furore maakten.
 

U spreekt van ‘gekte’ in het denken van de jaren zestig.

„Ja, het losbreken uit gevestigde kaders. Emancipatie gaat altijd om meer dan alleen argumenten en ratio, anders hadden we nooit ‘seks, drugs en rock ‘n’ roll’ gehad, of het feminisme. Dat herken ik in het huidige queer denken, het op losse schroeven zetten van allerlei traditionele denkpatronen. Ik vind dat een interessante filosofische stroming. Zulk overschrijden van grenzen heeft een bevrijdend en emancipatoir effect. Maar ook allerlei onvoorziene en problematische gevolgen, waar je oog voor moet hebben.”
 

U noemt het bestrijden van de heteroseksuele norm in de samenleving als zo’n problematisch gevolg.

„Je kunt wat mannelijk en vrouwelijk is op allerlei manieren invullen, weten we van de antropologie. Bijna alles kan anders. Maar om heteronormativiteit kun je niet heen, simpelweg omdat we ons nu eenmaal zo reproduceren. Overigens vind ik het fascinerend dat we in de jaren zestig vooral aan de geest sleutelden, in psychotherapie, en nu vooral aan het lichaam. De geest is kennelijk transparant en op orde. Maar hoe weet je dat?”
 

U vreest dat cultuurstrijd leidt tot een patstelling. Maar één partij kan toch winnen? Kijk naar Zwarte Piet, die strijd lijkt beslecht.

„Ja, er kan natuurlijk een nieuwe maatschappelijke consensus ontstaan, dat is mogelijk. Toch blijft dat vaak een beetje verdacht en kan het leiden tot weer nieuwe tegenstellingen of opgelegde conformiteit. Neem die voetballers met regenboog-armbandjes in Qatar. Dat heeft iets van fake, dat ook weer verzet oproept. Of de eis van de burgemeester van Amsterdam dat moskeeën een lhbti+-steunverklaring zouden moeten tekenen. Moet de staat zulk waardenconformisme afdwingen?”
 

U ziet culture wars ook als tragisch: mensen zijn gedoemd de gevolgen van hun eigen en andermans posities niet te overzien.

„Je moet oog proberen te houden voor ambiguïteit, voor onbedoelde en onvoorziene gevolgen van ideeën en overtuigingen. De weigering om dat te accepteren zie je nu in beide kampen van de strijd. Het is natuurlijk ook lastig om ambiguïteit te accepteren als je maatschappelijke verandering wil bewerkstelligen, dan moet je er eerder juist met gestrekt been ingaan.”
 

Wat zouden linkse en rechtse activisten van dit boek vinden?

„Een slappe liberale poging tot consensus of verzoening, denk ik.”
 

Is het dat?

Lachend: „Ergens wel. Ik hou niet van het woord ‘verbinding’, maar je hebt uiteindelijk wel een gemeenschappelijk kader nodig om maatschappelijke conflicten te bemiddelen. Dat is nog steeds de democratische rechtsstaat. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat we het een beetje met elkaar kunnen uithouden.”
 

Is dat nog mogelijk?

„Aan het eind van de Ilias ontvangt Achilles de koning van Troje, Priamus, in zijn tent. Ze hebben dan allebei een dierbare verloren, en dan zitten ze een beetje te praten. Er gebeurt eigenlijk niks, ze komen ook niet nader tot elkaar. Ze blijven vijanden. Maar ze verdragen elkaar. Meer kun je soms niet vragen.”

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen