Uniek onderzoek EUR-criminologen naar drugssmokkel in de Rotterdamse haven

Samen werken aan innovatieve haven

De Rotterdamse haven wordt aangewend voor de smokkel van drugs, met name cocaïne. De criminelen maken hierbij gebruik van de legale goederenstroom en de infrastructuur van de haven. Voor een effectieve aanpak is de inzet van niet alleen overheidsdiensten, maar ook van het bedrijfsleven nodig.

In het rapport “Drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven: aard en aanpak van het fenomeen” geven  criminologen van Erasmus School of Law (EUR) een breed en diepgaand beeld van de drugssmokkel in de grootste haven van Europa. Het onderzoek onder leiding van hoogleraar Richard Staring vond plaats in opdracht van de Rotterdamse ‘driehoek-plus’: de gemeente, het Openbaar Ministerie, de politie en de douane. Burgemeester Aboutaleb spreekt van een “rapportage in de volle breedte en complexiteit, waarin een uniek en verhelderend beeld wordt geschetst”.

Import van cocaïne

De centrale vraag van het onderzoek luidde: wat zijn de aard en de omvang van de drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven en hoe sluit de aanpak hiervan, door de overheid en door bedrijven, aan op de kwetsbaarheden van de haven? Het havengebied beslaat zo’n 12.500 hectare, waar dagelijks 180.000 mensen werken, in het bedrijfsleven of voor publieke diensten. Vanwege de continue en massale stroom goederen die wordt op- en overgeslagen - en de economische efficiëntie waarmee dit gepaard gaat – is volledige controle onmogelijk. Maar duidelijk is dat criminelen hun smokkelwaar veelal laten meeliften met legale transporten. Dezelfde factoren die de haven haar sterke concurrentiepositie bezorgen – zoals een goede infrastructuur, de efficiënte organisatie en de uitstekende verbindingen – maken de haven aantrekkelijk voor smokkelaars, aldus de onderzoekers.

De omvang van de drugssmokkel is wetenschappelijk niet verantwoord te bepalen. Duidelijk is dat Rotterdam – naast Antwerpen - wordt gezien als het Europese transitcentrum van de import van cocaïne uit Latijns-Amerika en dat deze wordt doorgevoerd naar andere Europese landen. Voor de export van (in Nederland geproduceerde) drugs via de Rotterdamse haven is bij de opsporingsinstanties beduidend minder aandacht. Een feit is dat de diensten de drugs pas in het vizier krijgen als deze de haven hebben bereikt. Rotterdam zet nauwelijks in op samenwerking met de bronlanden van de smokkel. Het beeld dat bij de opsporingsdiensten over de criminele samenwerkingsverbanden bestaat, is dat van doorgaans flexibele, heterogene netwerken, die het geweld beperken.

Corruptie

De smokkelwaar wordt respectievelijk in containers, in of tussen de lading en op of aan schepen verstopt. Aangekomen in Rotterdam, zijn er twee ‘bottlenecks’: het passeren van het toezicht en het ‘uithalen’, oftewel veiligstellen van de drugs. Bij beide bottlenecks maken smokkelaars in verschillende mate gebruik van corrupte medewerkers van publieke diensten of bedrijven. Deze kunnen – tegen forse betaling – hun toegangspas tot het terrein uitlenen, informatie verstrekken over de locatie van de drugs of de controle van de bewuste lading beïnvloeden. Om dit tegen te gaan, adviseert het onderzoeksteam om niet alleen in te zetten op techniek, maar ook op mensen. Dit kan zijn het koppelen van biometrische toegangspassen aan werkroosters van de paseigenaren, maar ook het handmatig blijven controleren wie er in de binnenkomende en uitgaande voertuigen zitten. Andere aanbevelingen zijn het loggen van handelingen en het screenen van personeel bij aanvang, tijdens en bij beëindiging van het dienstverband.

Veel bedrijven zijn ongewild slachtoffer als de smokkelwaar op hun lading meesurft. Fruit is een populaire ‘deklading’ voor drugssmokkel. De waar is veelal afkomstig uit de bronlanden van cocaïne en vanwege de bederfelijkheid moet de controle snel worden afgehandeld. Ook de transportsector, gekenmerkt door losse relaties tussen de handelspartners en ondoorzichtige prijzen, is kwetsbaar. De financiële gezondheid van een bedrijf en ‘onlogisch financieel gedrag’ zijn mogelijke indicatoren voor betrokkenheid bij criminaliteit.

Samenwerken in het toezicht

Bij de bedrijven in de haven maakt de traditionele gedoogcultuur van ‘wij schuiven slechts met dozen’ langzamerhand plaats voor een besef van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Steeds meer managers realiseren zich dat ook hun medewerkers baat hebben bij een veilige haven en maken veiligheid integraal onderdeel van hun bedrijfsvoering. De onderzoekers zien hierin een kans en adviseren de overheid dit verder te faciliteren.

Voor een betere aanpak van drugscriminaliteit in de haven, is goede samenwerking essentieel. Overheidsdiensten hebben verschillende taken, doelstellingen en ‘mentalities’, oftewel waarden en uitgangspunten waarmee medewerkers hun taak uitvoeren. Deze verschillen tussen overheidsdiensten onderling en met bedrijven, kunnen een goede gezamenlijke aanpak van drugscriminaliteit in de weg staan. Er zijn wel enkele voorbeelden van meer succesvolle samenwerking tussen publieke partijen (Hit and Run Cargoteam) en de publiek-private samenwerking (Information Sharing Center, programma Integere Haven). De wetenschappers adviseren in te zetten op verdere samenwerking, waarbij de overheid bedrijven als gelijkwaardige partners beschouwt, de verschillende kennis en expertise centraal verzamelt en investeert in samenwerking met bronlanden van de smokkel. Dit moet resulteren in een vollediger beeld van de criminele verbanden, hun samenstelling en werkwijzen.

Het volledige rapport is hier te lezen.

Het onderzoek

In het onderzoek hebben de criminologen individuele interviews gehouden, focusgroepen opgezet, alsmede diverse literatuur en documenten bestudeerd. Daarnaast zijn tien afgesloten opsporingsonderzoeken onder de loep genomen en is de werkwijze van drugssmokkel geanalyseerd door middel van een crime script analyse. Ten slotte bood een sectorscan zicht op de bredere omgeving en de sociale context. Het onderzoeksteam bestond uit prof. dr. Richard Staring (hoogleraar Empirical Criminology), dr. Lieselot Bisschop (universitair docent), dr. Robby Roks (universitair docent), Elisabeth Brein MSc. (onderzoeker/projectmanager) en prof. mr. dr. Henk van de Bunt (emeritus hoogleraar Criminologie).

More information

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met: 

Compare @count study programme

  • @title

    • Duration: @duration
Compare study programmes