Grensoverschrijdend gedrag tussen zorgverleners

Martin Buijsen

Recentelijk heeft het Centraal Tuchtcollege (CTG) een zaak behandeld waarin drie coassistenten een internist aanklaagden wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het CTG heeft de internist een schorsing van een jaar opgelegd. Opmerkelijk genoeg betrof dit de tweede tuchtzaak waarin een collega-zorgverlener werd geconfronteerd met beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag. Eerder was er al een soortgelijke zaak waarin een internist-oncoloog uit het BIG-register werd geschrapt. Martin Buijsen, hoogleraar Gezondheidsrecht aan Erasmus School of Law, uitte zich tegenover Medisch Contact over deze kwestie. 

Toepassing tuchtrecht

Buijsen legt dat het bijna altijd patiënten betreft die een zaak starten bij het CTG, maar dat het niet vreemd is dat een rechter een oordeel velt over seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen zorgverleners. “Op zichzelf is het niet zo vreemd dat een tuchtrechter zich uitspreekt over seksueel grensoverschrijdend gedrag van BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren; dat komt vaker voor. Slachtoffer zijn dan gewoonlijk de patiënten. Dit is grensoverschrijdend seksueel gedrag dat heeft plaatsgevonden in de richting van collega’s. Dat is het nieuwe aan deze zaak.”

Dat er een jaar schorsing is opgelegd door de tuchtrechter, vindt Buijsen begrijpelijk. Hij legt uit dat grensoverschrijdend gedrag namelijk invloed heeft op het werkklimaat en dus ook zijn weerslag kent op behandelrelaties. Buijsen: “Het eerdere geval betrof een kwestie van grensoverschrijdend gedrag in de richting van een collega, een verpleegkundige in opleiding tot verpleegkundig specialist. En het gedrag in de richting van die collega was duidelijk ernstiger en structureler. In dat geval is gekozen voor een doorhaling. Ik vind het begrijpelijke maatregelen.”

Totstandkoming maatregel 

Het medisch tuchtrecht is een bijzondere vorm van rechtspraak dat is vastgelegd in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Buijsen vertelt dat ‘individueel’ in deze context steeds betekent dat het zich richt tot beroepsbeoefenaren en niet bijvoorbeeld tot instellingen. Rechtstreeks belanghebbenden kunnen ingevolge de Wet BIG een tuchtzaak starten. Het tuchtcollege beantwoordt eerst de vraag of je rechtstreeks belanghebbende bent. Daaronder vallen bijvoorbeeld patiënten, naasten en personen met een belang in de individuele gezondheidszorg. “Het is aan de tuchtrechter om te bepalen of iemand die klaagt 'rechtstreeks belanghebbend' is. Dat is echt afhankelijk van de omstandigheden. Een zorgverzekeraar kan 'rechtstreeks belanghebbend' zijn als hij bijvoorbeeld klaagt over een frauderende beroepsbeoefenaar”, legt Buijsen uit. 

Daarna buigt het college zich over de vraag of de klacht onder het tuchtrecht kan vallen. Daarbij bestaat er een onderscheid tussen de eerste en tweede tuchtnorm. “De eerste tuchtnorm heeft betrekking op behandelrelaties. Dus dat is het gedrag dat een hulpverlener vertoont in de richting van zijn patiënt. De tweede tuchtnorm is een soort van restnorm. Dat betreft handelen ook als beroepsbeoefenaar, maar dan in een wat andere capaciteit. Dus dat kan in de privésfeer zijn, dat kan op een manier zijn die maakt dat het vertrouwen in de beroepsgroep ondermijnd wordt en in dit geval betreft het gedrag in de richting van collega’s. In principe blijft dat buiten het tuchtrecht, behalve zoals de tuchtrechter zegt wanneer dat voldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg: wanneer dat van invloed kan zijn op de arts-patiëntrelaties”, licht Buijsen toe. In deze zaak oordeelde de tuchtrechter dat gevreesd moet worden voor gevolgen in behandelrelaties, waardoor een maatregel volgde.

Zwaarte van de maatregel

Er bestaat nog niet veel tuchtjurisprudentie over dergelijke zaken. Doorhaling in het register wordt daarbij als het zwaarste en laatste redmiddel gezien. Buijsen: “De mogelijk op te leggen maatregelen zijn oplopend: waarschuwing, berisping, schorsing, geldboete, gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid, doorhalen van de inschrijving in het register registratie (wegnemen van de titel), beroepsverbod.”

Verder licht Buijsen toe dat het gaat om een oordeel over de veiligheid en de kwaliteit van het handelen van de beroepsbeoefenaar. “Dus een maatregel bedoelt niet te straffen. Het is een kwaliteitsoordeel over het handelen aan de hand van de normen van de beroepsgroep waartoe zowel de tuchtrechter als de aangeklaagde behoort.” Bij een kwaliteitsoordeel is het van belang om na te gaan hoe zwaar en gewichtig de geschonden beroepsnorm is en wat de afstand geweest is van het feitelijke handelen tot het gedrag dat had moeten plaatsvinden. Dit alles wordt meegenomen door het tuchtcollege. Buijsen: “Het is in ieder geval wel zo dat wanneer een beroepsbeoefenaar zich schuldig maakt aan deze feiten dat de tuchtrechter toch wel bereid is de zwaarste maatregel op te leggen.” 

Maatschappelijke invloeden

Afgelopen jaren is het aanpakken van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag een belangrijker thema geworden voor onze samenleving. Buijsen legt uit dat hij niet weet in hoeverre dat een rol speelt bij een tuchtprocedure. Wel denk hij dat we alerter zijn geworden op dit soort van grensoverschrijdend gedrag. “Dit was tien jaar geleden natuurlijk ook laakbaar, maar we zijn met zijn alle sensitiever geworden voor de rol die machtsverhoudingen kunnen hebben en de kwetsbaarheden die gepaard gaan met machtsverschillen, ook in de zorg.” Buijsen verwacht dat er meer tuchtzaken in de toekomst zullen volgen. De vraag daarbij is in hoeverre deze zaken een referentiekader gaan bieden. “We hebben nu twee oordelen van het CTG en we zullen moeten afwachten hoe het zich ontvouwt in de toekomst.”

Professor
Martin Buijsen, hoogleraar Gezondheidsrecht

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen