Langetermijnperspectief van veelplegersmaatregel komt onvoldoende uit de verf

Sanne Struijk

Sommige plegers van strafbare feiten gaan telkens opnieuw in de fout. Vaak is bij deze personen meer aan de hand, bijvoorbeeld een verslaving, schulden of psychische of antisociale persoonlijkheidsproblematiek. Ze worden zeer actieve veelplegers, ofwel stelselmatige daders genoemd. Met de maatregel plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) kan de strafrechter deze daders sinds 2004 veroordelen tot twee jaar vrijheidsbeneming. De bedoeling hiervan is om de maatschappij gedurende deze periode te beschermen en vanuit een langetermijnperspectief de dader de nodige individuele zorg te bieden. Dit laatste komt nog niet goed uit de verf, constateert Sanne Struijk, hoogleraar Sanctierecht aan Erasmus School of Law, in samenwerking met onderzoeksinstituut IVO in een kwalitatief evaluatieonderzoek dat werd uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).

Het onderzoek laat zien dat er onduidelijkheid bestaat over het doel van de ISD. De maatregel kent namelijk twee verschillende doelen. Aan de ene kant het beschermen van de samenleving tegen criminaliteit en overlast van stelselmatige daders door opsluiting in een speciale inrichting. Aan de andere kant resocialisatie van deze daders door hun individuele multiproblematiek te verminderen met een intensief zorg- en behandeltraject. In het beleid is onvoldoende uitgewerkt hoe met deze tweeledigheid om moet worden gegaan. Omdat een heldere landelijke visie ontbreekt, verschilt het in de praktijk op welk van deze doelen de nadruk wordt gelegd. Dat zorgt er ook voor dat de verschillende ISD-locaties eigen visies en procedures hebben ontwikkeld, waardoor rechtsongelijkheid kan ontstaan.

Onbenut potentieel

Ook de plek van de ISD-inrichting maakt de uitvoering van het zorg- en resocialisatiedoel lastig. De ISD bevindt zich namelijk in een Penitentiaire Inrichting (PI), waarbinnen zich ook een huis van bewaring en een gevangenis bevinden. De PI is vooral ingericht op beveiligen en beheersen, waardoor zorg en behandeling binnen de ISD moeilijk te realiseren zijn. Zo geeft het sanctionerende drugsontmoedigingsbeleid van de PI te weinig ruimte voor de zorg- en ondersteuningsbehoeften van de ISD-doelgroep. Ook is er in de PI onvoldoende gedragskundige expertise en capaciteit om daders te ondersteunen als er sprake is van verslaving of andere psychische aandoeningen. Door het ontbreken van een goed uitgewerkte visie op wat nu precies met de ISD wordt beoogd gedurende de twee jaar vrijheidsbeneming, is het bovendien moeilijk om ketenpartners, zoals gemeenten en forensische zorginstellingen, aan te spreken op hun verantwoordelijkheden bij de uitvoering en de nazorg van deze sanctie. Daarom heet het rapport van de onderzoekers ‘Onbenut potentieel’.

Omdat de huidige praktijk van de ISD zich volgens de onderzoekers dus moeilijk laat onderscheiden van de normale gang van zaken in een PI, wordt aanbevolen om het eigen karakter van de ISD te versterken, zodat het zorg- en behandeldoel beter uit de verf komt. Om dit te realiseren is het nodig om een gezamenlijke en landelijke ISD-visie te ontwikkelen. En als onderdeel daarvan vooral een behandelvisie, die onderbouwt hoe en in welke setting behandeling de kans op recidive kan verkleinen. Tot slot zijn meer structurele afspraken met gemeenten nodig om het hulpaanbod na afloop van de ISD-maatregel beter te laten aansluiten.

In een Kamerbrief liet minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind in reactie op het onderzoeksrapport weten dat er een traject is gestart om te komen tot landelijke uniformering van het ISD-beleid met (meer) aandacht voor een balans tussen zorg en behandeling enerzijds en beveiliging anderzijds.

Professor
Meer informatie

Klik hier voor het volledige rapport ‘Onbenut potentieel’.

Klik hier voor de Kamerbrief van minister Weerwind op het rapport.

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen