Europa heeft kritieke metalen hard nodig: van de energietransitie tot defensie. Maar veel van die metalen komen uit landen waar mijnbouw gepaard gaat met milieuschade en mensenrechtenschendingen. Steffen van der Velde, promovendus aan Erasmus School of Law, onderzoekt hoe Europa omgaat met de spanning tussen toegang tot kritieke metalen en de zelf opgelegde verplichting duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden te bevorderen. ‘We beloven veel, maar handelen daar niet altijd naar,’ zegt hij.
Van der Velde combineert zijn promotieonderzoek met zijn werk als beleidsmedewerker bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Zijn belangstelling voor mineralen begon al vroeg: eerst als kind dat stenen verzamelde, later als student Europees recht die wilde begrijpen hoe Europa invloed kan uitoefenen op mijnbouw ver buiten zijn eigen grenzen. ‘Duurzame grondstoffenwinning krijg je niet voor elkaar met losse nationale regels,’ zegt hij. ‘Dat moet je op Europees niveau organiseren.’
Die persoonlijke interesse en juridische blik komen in zijn proefschrift samen. Hij onderzoekt hoe Europees handels- en investeringsbeleid in de praktijk uitpakt voor landen waar de metalen daadwerkelijk worden gewonnen en waarom de beloofde duurzame ontwikkeling daar vaak niet van de grond komt.
Het belang van kritieke metalen
Kritieke metalen zoals kobalt en neodymium zijn essentieel voor de productie van magneten, die onder meer worden gebruikt in elektrische voertuigen en windturbines. Binnen Europa zijn economisch winbare voorraden schaars. Volgens recente cijfers van het CBS was China in 2024 voor acht van deze metalen de belangrijkste leverancier van Nederland. Om die afhankelijkheid te verkleinen zoekt de EU naar alternatieve toeleveringsketens. 'Om die afhankelijkheid te verkleinen is Europa op zoek naar alternatieven. 'Dan kom je al snel uit bij ontwikkelingslanden met grote voorraden, maar dus ook op plekken waar mijnbouw vaak gepaard gaat met risico’s, mensenrechtenschendingen, milieuvervuiling en negatieve economische effecten,' zegt Van der Velde.
Tegelijk heeft de EU zichzelf in haar verdragen een duidelijke opdracht gegeven: handel en investeringen mogen de ontwikkeling van partnerlanden niet schaden, maar moeten die juist versterken op de langere termijn. En precies daar wringt het. ‘We hebben een evenwichtiger aanpak nodig. De EU moet haar eigen duurzaamheidsambities serieuzer nemen, ook als die wringen met economische belangen,’ vult hij aan.
Kloof tussen Europese ambitie en uitvoering
Van der Velde beperkt zich niet tot het blootleggen van wat er misgaat in het Europese grondstoffenbeleid. Hij ontwikkelde een juridisch kader dat laat zien hoe duurzaamheidsdoelen kunnen worden verankerd in het Europese investeringsbeleid rond mijnbouw. Een manier om te beoordelen of Europese investeringen in ontwikkelingslanden daadwerkelijk bijdragen aan duurzame ontwikkeling.
‘Het huidige systeem is vooral erop gericht om investeringen te beschermen, niet om duurzaamheid af te dwingen,’ zegt hij. 'Dit is historisch zo gegroeid vanuit de oude postkoloniale opvatting dat buitenlandse investeringen beschermd moesten zijn tegen instabiele politieke constellaties en risico’s op nationalisering.' Zijn analyse maakt zichtbaar waar beleid vastloopt, maar ook hoe het anders kan: meer beleidsruimte voor ontwikkelingslanden om de impact van buitenlandse investeringen bij te kunnen sturen in het belang van hun eigen ontwikkeling, en striktere verantwoordelijkheid voor Europese bedrijven in het buitenland en investeringsregels die niet alleen commerciële belangen dienen maar ook letten op milieubescherming en aansprakelijkheidsregimes in het geval van milieuschade of mensenrechtenschendingen.
Met die aanpak sluit zijn onderzoek aan bij een groter wereldwijd debat over de toekomst van internationale investeringsregels. 'Mijn onderzoek voegt er iets aan toe dat in Brussel vaak ontbreekt', zegt Van der Velde. 'Een concreet instrument dat laat zien wat de EU moet veranderen in haar wet- en regelgeving en beleid om haar eigen duurzaamheidsbeloften beter na te kunnen komen in landen waar de metalen vandaan komen.'
Vanuit het onderzoek vooruitkijken
Als zijn onderzoek iets oplevert, dan is het volgens Van der Velde dit: 'Met het theoretisch kader dat ik heb ontwikkeld blijft ‘duurzame ontwikkeling’, dat vaak als ‘te vaag’ en ‘niet concreet genoeg’ wordt bestempeld, niet langer alleen op papier bestaan, maar wordt hier echt een praktische invulling aangegeven in een specifieke context; Europese investeringen in mijnbouw in ontwikkelingslanden. Het zou bovendien mooi zijn als Europese bedrijven buiten de EU net zo veel verantwoordelijkheid dragen als binnen Europa,’ zegt hij. 'En dat EU-lidstaten meer werk maken van het aansprakelijk stellen van bedrijven voor schade aangericht in het buitenland. Dat is uiteindelijk waar het begint.' Tegelijk laat het proefschrift zien welke vragen nog openstaan. Het theoretisch kader dat de promovendus ontwikkelde, kan volgens hem helpen om de effecten van Europees handels- en investeringsbeleid in ontwikkelingslanden beter in kaart te brengen. ‘We weten nog te weinig over wat ons beleid op de grond betekent,’ zegt Van der Velde. ‘Daar ligt nog veel werk voor toekomstig onderzoek.’
- Promovendus
- Meer informatie
Over het proefschrift ‘The EU’s legal obligation to promote sustainable development through FDI policy: A case study on the regulation of EU FDI in mineral mining in developing countries': Onder het Verdrag van Lissabon valt het beleidsterrein ‘buitenlandse directe investeringen’ onder het Gemeenschappelijk Handelsbeleid (GHB) van de EU. Dit beleid moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de EU, waaronder het bevorderen van duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden en het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen. Het proefschrift ontwikkelt een definitie van ‘duurzaamheid’ voor de context van minerale mijnbouw in ontwikkelingslanden en onderzoekt of de EU haar eigen juridische verplichtingen op dit terrein naleeft.
- Gerelateerde content
