Wanneer ouders aansprakelijk zijn voor schade aan hun kind en wanneer niet

Wat gebeurt er als een kind letsel oploopt door het handelen van zijn of haar eigen ouder? Kunnen ouders dan aansprakelijk worden gesteld – en moeten we dat überhaupt willen? Hilde Verweij-Hoogendijk, promovenda aan Erasmus School of Law, onderzocht deze gevoelige en complexe vragen in haar proefschrift ‘Aansprakelijkheid en verzekering in de ouder-kindrelatie’. Op 5 juni 2025 verdedigde zij haar proefschrift.

“De ouder-kindrelatie vormt een bijzondere context voor het aansprakelijkheidsrecht en het verzekeringsrecht. Binnen deze relatie spelen specifieke belangen, namelijk het belang van gezinsautonomie en gezinsharmonie en financiële zekerheid, maar ook het belang dat ouders verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor laakbaar gedrag,” vertelt Verweij-Hoogendijk. “Die context is niet alleen juridische, maar ook fundamentele pedagogische en emotionele belangen spelen een rol.” 

Een vraag die haar al tien jaar bezighoudt

Het zaadje voor haar onderzoek werd al vroeg geplant. “Tien jaar geleden volgde ik een college van een kindertraumatoloog, in het kader van de minor Dood en Letsel. Hij vertelde over kinderen die op de spoedeisende hulp belandden door ongelukken, zoals verkeersongevallen, verdrinking, vergiftiging of verbranding. Vanuit zijn perspectief waren sommige letsels vermijdbaar geweest als ouders anders hadden gehandeld. Toen vroeg hij hardop: ‘Zouden ouders niet aansprakelijk gesteld moeten kunnen worden voor het letsel van hun kind?’ Die vraag liet me niet meer los.”

Inmiddels is ze zelf moeder van drie kinderen. “Dat maakt het onderwerp extra tastbaar. Het raakt aan de juridische verantwoordelijkheid van ouders, maar ook aan hun kwetsbaarheid. Die combinatie maakt het zo fascinerend en maatschappelijk relevant.”

Botsende belangen binnen het gezin

In haar proefschrift verkent Verweij-Hoogendijk waarom, wanneer en op welke manier het bestaan van een ouder-kindrelatie invloed heeft op de toepassing van het aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht. Daarbij blijken meerdere belangen met elkaar in botsing te komen: de bescherming van het kind, het belang van gezinsautonomie en de vrijheid van ouders om hun kinderen op hun eigen manier op te voeden.

“Het nemen van risico’s is onvermijdelijk in de opvoeding. Ouders zijn degenen die het beste kunnen inschatten wat hun kind aankan,” zegt ze. In de wet is die ruimte ook verankerd, onder meer in artikel 1:247 Burgerlijk Wetboek en artikel 5 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Maar waar ligt de grens?

Wanneer geldt gewone aansprakelijkheid, wanneer niet?

In gevallen van seksueel misbruik, mishandeling of verkeersovertredingen is die grens volgens Verweij-Hoogendijk helder: dan gelden de gewone aansprakelijkheidsregels. “Als ouders zich hieraan schuldig hebben gemaakt, zijn zij aansprakelijk voor de schade die hun kinderen daardoor ondervinden.” In deze gevallen hoeft geen bijzonder gewicht te worden toegekend aan de ouderlijke autonomie en de gezinsharmonie.

Maar in situaties waarin de veiligheid van het kind in balans moet worden gehouden met de opvoedvrijheid van ouders, ligt het ingewikkelder. In haar woorden: “Voor deze gevallen is betoogd dat een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel passend is. Een dergelijke drempel kan worden gezien als een vorm van immuniteit, omdat de eisen voor het aannemen van aansprakelijkheid hoger liggen dan in andere gevallen. De noodzaak van deze verhoogde drempel ligt met name in het waarborgen van de gezinsautonomie.” Dat betekent niet dat ouders helemaal vrijuit gaan maar dat alleen bij grove nalatigheid aansprakelijkheid aan de orde is, zo legt Verweij-Hoogendijk uit.

Wie stelt aansprakelijkheid aan de orde?

Een van de opvallendste inzichten uit haar onderzoek is dat het in de meeste gevallen niet het kind zelf is dat een ouder aansprakelijk stelt. “Vaak is het de verzekeraar of een andere derde partij die verhaal wil halen op de ouder. Daarmee legt een derde partij druk op de onderlinge verhoudingen binnen het gezin.”

Dat leidt tot frictie. “Deze constatering sterkte mij in de conclusie dat ouders niet te snel aansprakelijk gehouden moeten kunnen worden en dat in de meeste gevallen een verhoogde drempel voor aansprakelijkheid zou moeten gelden.”

Een internationale blik op het ouderschap in het recht

In haar proefschrift maakt Verweij-Hoogendijk een rechtsvergelijkende analyse tussen Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten. Over de Amerikaanse situatie schrijft ze: “Een aantal staten hanteerde in het verleden de parental immunity doctrine, die aansprakelijkheid van ouders jegens minderjarige kinderen blokkeerde.” Deze doctrine is deels verlaten, maar de rechtspraak en literatuur illustreert duidelijk het maatschappelijke en juridische debat over het spanningsveld tussen aansprakelijkheid van ouders en het fundamentele recht van ouders om hun kinderen op te voeden op de wijze die zij passend achten.

In Duitsland is de aansprakelijkheid van ouders expliciet vastgelegd in het Duitse Burgerlijk Wetboek. “Met deze bepaling lijkt veel (maar zeker niet alle) discussie te zijn weggenomen en is het aan de Duitse rechter om te oordelen of aan de voorwaarden van de bepaling is voldaan.” Daarmee blijft ook in het Duitse systeem ruimte voor een casuïstische beoordeling en geeft de rechtspraak veel inzicht in de problematiek.

Naast de rechtsvergelijkende analyse heeft Hilde Verweij-Hoogendijk ook onderzocht hoe in Nederland verzekering(sdekking) en de verhaalsmogelijkheden van verzekeraars een rol spelen bij aansprakelijkheid in de ouder-kindrelatie. Naar aanleiding hiervan bepleit zij dat verhaal door een verzekeraar op een ouder alleen geoorloofd zou moeten zijn als sprake is van opzet. “Verhaal krachtens artikel 15 lid 1 WAM of krachtens artikel 6:10 jo. artikel 6:12 BW door een verzekeraar [...] op een ouder is daarom alleen geoorloofd als sprake is van opzet van de ouder.”

Actuele relevantie: ongelukken en prenatale aansprakelijkheid

Het onderzoek van Verweij-Hoogendijk sluit aan bij actuele maatschappelijke kwesties. “Zo vielen er vorig jaar zomer in korte tijd drie kinderen uit ramen naar beneden. Dat leidde tot publieke discussie over de rol en eventuele schuld van de ouders in zulke tragische situaties.”

Ook het thema van prenatale aansprakelijkheid komt aan bod. “Een relevante vraag is wat er gebeurt als die bescherming niet effectief blijkt te zijn of niet kan worden toegepast, en een kind met letsel ter wereld komt omdat de moeder drugs heeft gebruikt tijdens de zwangerschap. Kan dat kind dan een aanspraak op schadevergoeding hebben jegens zijn moeder?” In haar aanbevelingen stelt ze: “In geval van prenatale aansprakelijkheid acht ik een aansprakelijkheidsdrempel in de vorm van bewuste roekeloosheid passend.”

Voor rechters, advocaten en verzekeraars

Het onderzoek is relevant voor verschillende beroepsgroepen. “Voor rechters biedt het handvatten om aansprakelijkheidsvragen binnen de gezinscontext zorgvuldig te beoordelen, met oog voor zowel de belangen van het kind als het belang van gezinsautonomie.”

Voor advocaten verschaft het onderzoek van Verweij-Hoogendijk juridische en argumentatieve onderbouwing om in specifieke zaken al dan niet aansprakelijkheid te bepleiten, rekening houdend met de bredere maatschappelijke en juridische context waarin gezinsverhoudingen een rol spelen.

Ten slotte legt Verweij-Hoogendijk uit waarom het voor verzekeraars relevant is: “Het onderzoek kan hen helpen bij het ontwikkelen van terughoudend en zorgvuldig verhaalsbeleid, dat niet onbedoeld gezinsharmonie schaadt.”

Een pleidooi voor nuance

Wat Verweij-Hoogendijk vooral wil dat mensen onthouden na het lezen over haar onderzoek? “De ouder-kindrelatie vormt een unieke en gevoelige context binnen het aansprakelijkheidsrecht, die vraagt om een terughoudende en zorgvuldig afgewogen benadering bij het aannemen van ouderlijke aansprakelijkheid.”

Haar doel is helder: “Als mijn onderzoek ertoe leidt dat deze complexiteit beter wordt onderkend en dat professionals in het recht daardoor zorgvuldiger omgaan met aansprakelijkheidsvragen binnen het gezin, dan beschouw ik dat als een belangrijke opbrengst — en dus als een succes.”

Een bijzondere reis

Over haar promotietraject zegt ze: “Wat het promoveren zo bijzonder maakt, is dat je je jarenlang mag verdiepen in een onderwerp dat je echt boeit. Die intellectuele vrijheid – het zelfstandig mogen nadenken, schrijven en onderzoeken – is heel waardevol.”

“Hoewel het soms een intensief en eenzaam proces is, geeft het veel voldoening om te zien hoe losse puzzelstukjes uiteindelijk samenkomen in een afgerond proefschrift.”

Advies aan nieuwe promovendi

Tot slot deelt ze een praktische les: “Houd werk en privé gescheiden. Hoewel het niet altijd eenvoudig is om je gedachten stil te zetten, heeft het mij juist veel opgeleverd om op de dagen dat ik thuis was met de kinderen bewust afstand te nemen van mijn onderzoek. Die afwisseling hielp me om op werkdagen weer met volle focus en hernieuwde energie aan de slag te gaan.”

Promovendus
Promotor
Promotor
Meer informatie

Het proefschrift is te verkrijgen bij Boom Juridisch. Klik hier om de site te bezoeken.

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen