Economen verdiepen zich steeds vaker in de rol van genetica bij sociaal-economische ongelijkheid. Hoogleraar Economie & Genetica Niels Rietveld (Erasmus School of Economics) benadrukt in een interview voor dagblad Trouw dat genetische factoren wel degelijk meetbare invloed hebben op het opleidingsniveau dat mensen gemiddeld behalen, maar waarschuwt tegelijk voor overschatting.
Uit onderzoek blijkt dat genetische variatie ongeveer 15 procent van de verschillen in opleidingsniveau kan verklaren. Dat is vergelijkbaar met de voorspellende kracht van het opleidingsniveau van ouders. Toch blijft de omgeving doorslaggevend: opvoeding, inkomen en toevallige omstandigheden hebben minstens zo’n grote impact. ‘Een genetische score zegt niets over het individu,’ aldus Rietveld. ‘Iemand met een hoge aanleg kan alsnog falen, en iemand met een lage score kan uitblinken.’
De inzichten uit de zogenoemde geno-economie bieden nieuwe aanknopingspunten in het debat over kansenongelijkheid. Zo blijkt dat ouders niet alleen via hun genen, maar ook via hun leefomgeving het succes van hun kinderen beïnvloeden. Toch is de vertaalslag naar beleid precair. Rietveld en collega’s waarschuwen voor misbruik van genetische data, zoals bij commerciële embryoselectiebedrijven die suggereren het “slimste” embryo te kunnen kiezen. Rietveld noemt dat ‘een vorm van positieve eugenetica’ en wetenschappelijk misleidend.
Ondanks de ethische bezwaren ziet hij genetisch onderzoek niet meer weg te denken uit de economische wetenschap. ‘Genen zijn slechts een deel van het verhaal, maar ze spelen wel een rol. Juist daarom is het belangrijk dat onderzoekers deze kennis op een verantwoorde manier inzetten,’ zegt Rietveld.
- Meer informatie
U kunt het volledige interview met Niels Rietveld in dagblad Trouw hierboven downloaden. Voor meer informatie neemt u contact op met Ronald de Groot, Media & Public Relations Officer aan Erasmus School of Economics: rdegroot@ese.eur.nl, mobiel: 06 53 641 846.
