
We werken op allerlei gebieden en niveaus toe naar verbetering en innovatie van het onderwijs aan de EUR.
Mirjam van de Woerdt
Manager CLI
Een van de vijf pijlers van de kwaliteitszorgvisie van de EUR is "Eén verbonden EUR": de EUR stimuleert en faciliteert bewust de verbinding tussen de faculteiten. Bij de Community for Learning & Innovation (CLI) staat deze pijler centraal in hun werkwijze. Een gesprek met Mirjam van de Woerdt (manager CLI) over verbinding, community-denken en het balanceren tussen centrale en decentrale verantwoordelijkheden in onderwijsinnovatie.
Wat is de kern en missie van de CLI?
"We zijn altijd gericht geweest op toekomstgericht onderwijs," vertelt Mirjam. "Dat is echt onze scope. We werken op allerlei gebieden en niveaus toe naar verbetering en innovatie van het onderwijs aan de EUR."
De CLI bestaat uit drie onderdelen: innovatie- en digitaliseringsprojecten, docentontwikkeling, en onderwijsonderzoek. "Daarbinnen kom je thema’s tegen waarmee we een directe bijdrage aan de uitvoering van de EUR-strategie leveren," legt Mirjam uit. "Denk aan impactgedreven onderwijs, AI-inzet in het onderwijs, maar ook onderwerpen rond toegankelijkheid, wendbaarheid en duurzaamheid."
Wat de aanpak van de CLI bijzonder maakt is de visie van waaruit ze werken: "Wij hanteren heel bewust de community-aanpak om gezamenlijk met de faculteiten te ontwikkelen. Daarbij zijn we ondersteunend, inspirerend en aanjagend, maar niet forcerend. We werken vanuit een decentraal georganiseerde universiteit, dus we willen dat zoveel mogelijk in verbinding en samenwerking doen."
Hoe is de CLI georganiseerd en hoe verhouden jullie je tot de learning innovators in de faculteiten?
De CLI heeft een kernteam van 17 mensen, bestaande uit projectmanagers, enkele learning innovators, communicatiemedewerkers en een project management office. "Daarnaast hebben we heel bewust een construct waarin we samenwerken met onderzoeksbureau RISBO," vertelt Mirjam. "Dat geeft ons flexibiliteit in het inzetten van onderwijskundigen."
Er zijn verschillende modellen mogelijk voor de organisatie van onderwijsinnovatie. "Sommige universiteiten kiezen ervoor om alles centraal in eigen huis te doen, met teams van 60 mensen. Andere zeggen: we doen geen centrale aanwezigheid en plaatsen alles in de faculteiten. Bij de EUR hebben we heel bewust een tussenvorm gekozen waarin we vanuit de CLI centraal aanjagen en verbinden, maar er ook specifieke expertise is op de faculteiten zelf."
De learning innovators in de faculteiten staan niet op de begroting van de CLI, maar worden door de faculteiten betaald. "Het interessante is dat zij vanuit intrinsieke motivatie en de meerwaarde die ze zien in samenwerking heel actief zijn in onze community, omdat ze zien dat het hun eigen werk versterkt."
Hoe werkt de samenwerking met de faculteiten in de praktijk?
"Onze belangrijkste contactpersonen in de faculteiten zijn de learning & innovation collega's," vertelt Mirjam. "Alle faculteiten hebben in meer of mindere mate inzet op learning & innovation. Bij de mid-grote faculteiten is dat vaak één persoon die meerdere rollen heeft, bijvoorbeeld een kwaliteitsmedewerker, beleidsmedewerker of docent. Grotere faculteiten hebben soms zelfs een learning & innovation team."
Deze contactpersonen vormen de cruciale schakel tussen de CLI en de faculteiten. "Zij geven hun wensen en behoeften mee aan ons, en wij helpen hen verder bij het versterken en verbinden en professionaliseren van het onderwijs."
Om de verbinding te faciliteren heeft de CLI verschillende overlegstructuren opgezet. "We hebben maandelijks overleg met de facultaire learning innovators waarin we hen bijeenbrengen. Zij programmeren het overleg zelf, in roulerende vorm."
Hoe bewaak je de balans tussen centrale ondersteuning en facultaire autonomie?
"We doen dat echt vanuit de positieve insteek," antwoordt Mirjam. "We geloven erin dat je uiteindelijk alleen vanuit het inspireren met goede voorbeelden verder komt. De andere kant zou zijn dat je heel erg waarschuwt of aangeeft wat de consequenties zijn als je het niet doet, maar daar geloven wij niet in."
De CLI kiest dan ook bewust voor het uitlichten van positieve voorbeelden, zoals fellowship-onderzoeken of innovatieprojecten. "We zijn er bijvoorbeeld heel trots op dat Peter Marks en Pieter Tuytens aan het begin van het academisch jaar op het podium stonden omdat ze de onderwijsprijs hadden gewonnen met een CLI-project. Het is gewoon heel mooi om op die manier te inspireren."
Deze aanpak is niet altijd makkelijk. "We zijn natuurlijk ook wel realistisch. Het is beperkt hoe ver je daarmee komt in sommige gevallen, maar we zien het wel als de enige juiste weg. Soms moet je accepteren dat je eigen ambitie hoger is dan faculteiten kunnen realiseren of dat prioriteiten anders worden gelegd."
Wat doe je als een faculteit een andere richting kiest?
"Dan is onze aanpak: accepteren hoe het is, maar op andere manieren of via andere niveaus of met andere voorbeelden toch proberen zo'n verandering of verbetering aan te jagen en te stimuleren," legt Mirjam uit.
Ze illustreert dit met een voorbeeld: "Bij een van de faculteiten was ik in een traject om naast een campusvariant ook een online variant van een masterprogramma te ontwikkelen. Die ontwikkeling kon niet doorgaan omdat er nog best wat weerstand was vanuit de faculteit. Toen hebben we gezegd: begrijpelijk, we gaan onze pijlen richten op ontwikkelingen bij andere faculteiten. Uiteindelijk hoop je dat mensen na een tijd toch weer gaan aankloppen: 'Jullie hebben mooie dingen voor elkaar gekregen, kunnen we nog eens met elkaar in gesprek?'"
Mirjam noemt dit 'creating appetite': "Het is altijd die balans: je bent niet zelf verantwoordelijk voor het onderwijs maar je kunt wel aan het denken zetten en mensen misschien een beetje 'hongerig' maken. En dan zie je soms dat faculteiten die eerst misschien nog niet wilden of konden aansluiten, uiteindelijk na wat vertraging toch meedoen."
Hoe wordt kennis tussen faculteiten gedeeld?
Naast het maandelijkse overleg met learning innovators faciliteert de CLI ook kennisdeling op andere manieren. "We hebben Communities of Practice op meerdere thema's," vertelt Mirjam. "Een concreet voorbeeld is de 'Game Based Learning Community', waarin we open uitnodigingen doen naar alle faculteiten en teams: 'Vind je dit interessant, is het iets waar je zelf in ontwikkelt, heb je bepaalde voorbeelden of specifieke vragen? Sluit aan!'"
Deze Communities of Practice zijn terugkerende ontwikkelsessies waarin deelnemers een band opbouwen. "We vragen als je instapt om in ieder geval een vol jaar 3 à 4 keer bijeen te komen en tussendoor ook actief te zijn in de Teams-omgeving. Wij programmeren en ondersteunen de community, maar zoeken altijd een academic lead die vanuit de inhoud een bijdrage levert."
Daarnaast biedt de CLI praktische trainingen aan in de vorm van Microlabs. "Dat zijn kortdurende trainingen specifiek aangepast op de agenda van de docent," legt Mirjam uit. "Ze zijn bedoeld om op een praktische manier handvatten te krijgen die je de volgende dag al direct in het onderwijs in kan zetten."
De CLI heeft ook een fysieke ontmoetingsplaats, het Education Lab. Wat is de rol daarvan?
"Het Education Lab is een locatie in het Polakgebouw, een ontmoetingsruimte en ontwerpruimte voor alle faculteiten," vertelt Mirjam. "Het is een ruimte waar faculteiten terecht kunnen als ze met onderwijsinnovatie, onderwijsverbetering of kwaliteitsverbetering bezig zijn."
Het lab bevat ook een studio waar filmpjes en podcasts kunnen worden opgenomen, in samenwerking met het Media Support Center. "De gedachte is dat docenten, collega's of studenten die alleen voor een opname komen ook kunnen zien wat er verder gebeurt aan herontwerp, brainstormsessies en inspiratiebijeenkomsten. Zo komen we met die docenten in contact en werken we aan de community en verbinding."
Waar ben je het meest trots op als je kijkt naar alles dat in de laatste jaren door de CLI is opgezet?
"Ik ben het meest trots op het feit dat de learning & innovation teams van de faculteiten en wij als CLI elkaar als versterking zien, en niet als concurrentie," antwoordt Mirjam. "Dat was in 2017 toen wij startten niet vanzelfsprekend. Vanuit zo'n decentrale organisatie was de vraag: moeten we dit wel willen op centraal niveau? Ik ben er trots op dat we het voor elkaar hebben gekregen dat er zo'n tussenvorm mogelijk is, dat je niet per se alles in de faculteit hoeft te beleggen of juist centraal. En dat we echt die community-gedachte hebben kunnen introduceren binnen de EUR."
Wat is daarin de belangrijkste succesfactor geweest?
"Onze verbindende opstelling," zegt Mirjam beslist. "Niet de eigen ambities willen opleggen, maar vooral vanuit ondersteuning willen toevoegen. Dat betekent niet dat je reactief of passief bent, maar wel dat je soms je tempo en ambities moet aanpassen."
Hoe ziet de toekomst eruit voor de samenwerking tussen CLI en de faculteiten?
"Wat ik de laatste tijd als een enorme verbetering zie is dat we steeds meer en intensiever samenwerken met kwaliteitszorg op centraal niveau en dat er op faculteitsniveau verbindingen ontstaan tussen de medewerkers learning & innovation en kwaliteitszorg," vertelt Mirjam. "Ik denk dat we heel veel zouden winnen als we de inzichten vanuit kwaliteitszorg en bepaalde feedback of accreditaties zouden kunnen gebruiken om proactief met de faculteiten in gesprek te gaan over verbeterpunten en mogelijk zelfs innovatiepunten."
Mirjam gelooft daarbij sterk in incrementele verandering: "Ik geloof dat kleine verbeteringen en innovaties kunnen doorrollen naar iets veel groters. Ik denk niet dat het allemaal radicaal anders of disruptive moet. Ik geloof juist dat we als we de docent op een kleine manier al verder brengen, die docent ook steeds meer geneigd is om vaker aan te kloppen."