De Wet beschikbaarheid goederen: tussen economische veiligheid en overheidsmacht

Voor het eerst sinds de invoering in 1952 is de Wet beschikbaarheid goederen ingeroepen, een wet die oorspronkelijk bedoeld is om in noodsituatie de beschikbaarheid van essentiële goederen te waarborgen. Parallel hieraan nam de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam, op verzoek van Europese bestuurders van chipfabrikant Nexperia, civielrechtelijke voorlopige maatregelen die ingrijpen in de bestuurs- en zeggenschapsstructuur van het bedrijf. Pim Jansen, hoogleraar Economisch Bestuursrecht aan Erasmus School of Law, duidt in NRC en Trouw dit historisch en juridisch complexe gebruik van overheidsbevoegdheid.

“De Wet beschikbaarheid goederen werd in 1952 ingevoerd, in de context van de Koude Oorlog en de wederopbouw,” vertelt Jansen. “De wet is bedoeld om de overheid in staat te stellen de beschikbaarheid van essentiële goederen te waarborgen in het geval van een noodsituatie, of omstandigheden die daarmee vergelijkbaar zijn. Het gaat om een beknopte, maar ingrijpende regeling die de overheid de mogelijkheid biedt om in te grijpen in bedrijfsprocessen, bijvoorbeeld door te bepalen dat een onderneming zonder vergunning geen wijzigingen mag aanbrengen in de productie van cruciale goederen. Voor zover bekend is de wet sinds haar invoering niet eerder toegepast, wat de huidige situatie uitzonderlijk maakt.”

Tussen veiligheid en protectionisme

Volgens Jansen roept de toepassing van de wet in het geval van Nexperia belangrijke vragen op: “Is hier daadwerkelijk sprake van een noodsituatie of omstandigheden die daarmee vergelijkbaar zijn? Valt slecht bestuur of het risico op strategische afhankelijkheid daaronder, of schuurt deze interventie tegen economisch protectionisme aan? In dat laatste geval zou de ingreep juridisch niet toelaatbaar zijn. Omdat het ministerie tot dusver slechts beperkte informatie heeft verstrekt, blijft onduidelijk hoe de maatregel precies wordt gemotiveerd. In het persbericht van het ministerie van Economische Zaken is wel vermeld dat betrokken partijen het besluit kunnen laten toetsen door de rechter, wat de mogelijkheid tot rechterlijke toetsing bevestigt.”

Twee sporen van ingrijpen

De toepassing van de wet valt samen met civielrechtelijke maatregelen die de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam op verzoek van Europese bestuurders van Nexperia heeft genomen. De rechter besloot tot tijdelijke ingrepen in de bestuurs- en zeggenschapsstructuur van het bedrijf, los van het ministeriële besluit maar in dezelfde context. “Beide stappen lijken gericht op het waarborgen van de continuïteit en veiligheid van chipproductie”, zegt Jansen. “Cruciaal vanwege de zogenoemde dual-use-toepassingen, waarbij chips worden gebruikt voor zowel civiele als militaire doeleinden. Tegelijkertijd werpt de geslotenheid rond de procedure nieuwe vragen op over transparantie en rechtsbescherming.” Jansen verwacht dat een rechter uiteindelijk zal moeten beoordelen of strategische autonomie voldoende grond is om deze uitzonderlijke wet in te zetten, of dat de maatregel juridisch te ver reikt.  “Deze zaak kan bepalend zijn voor hoe Nederland en Europa omgaan met de spanning tussen open markten en strategische autonomie,” besluit Jansen. 

Meer informatie

Lees het interview met Jansen in Trouw, of het lees het artikel in het NRC

Gerelateerde content
Pim Jansen geeft een juridische duiding van het conflict tussen PostNL en de Staat, bekeken in het licht van zowel het nationale als het Europese recht.
Pim Jansen
Pim Jansen, hoogleraar Economisch Bestuursrecht, hield zijn rede, getiteld De prijs van responsiviteit in het economisch bestuursrecht op 21 februari 2025.
Oratie Pim Jansen
In Staatsrechtelijke reflecties bespreken Nick Efthymiou en Wouter Scherpenisse actuele thema’s rond staatsrecht en cybersecurity.
Wouter Scherpenisse (L) & Nick Efthymiou (R)

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen