“Een goed onderzoeksrapport is vaak saai en dat is precies de bedoeling”

Hoe houdbaar zijn de oordelen van onderzoekscommissies?

Na een grote misstand volgt een onderzoekscommissie. En daarna volgen soms keiharde oordelen. Maar hoe zorgvuldig zijn die rapporten eigenlijk? Leonard Geluk, promovendus aan de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences en Algemeen directeur bij de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten, onderzocht zeven spraakmakende commissies. Hij plaatst kritische kanttekeningen en ziet dat er lang niet altijd sprake is van geloofwaardige onderzoekscommissies met houdbare oordelen. 

De kiem voor zijn onderzoek ligt ver terug. “Toen ik in 1998 gemeenteraadslid werd in Rotterdam, was ik net geïnstalleerd toen burgemeester Peper moest opstappen vanwege een bonnetjesaffaire,” vertelt Geluk. De conclusies van de onderzoekscommissie maakten zijn positie onhoudbaar. “In wandelgangen hoorde ik dat veel vraagtekens werden geplaatst bij het onderzoek en dat veel mensen nog vertrouwen hadden in de burgemeester. Maar de schade was aangericht. Peper kreeg achteraf gelijk van de rechter, maar zijn carrière was voorbij.”

Het zette Geluk aan het denken: gebeurt dit vaker? Worden bestuurders niet te makkelijk als zondebok aangewezen? En hoe beoordelen we eigenlijk de kwaliteit van die onderzoeken? In zijn proefschrift analyseerde Geluk zeven commissierapporten, onder andere over Vestia, Meavita, ROC Leiden, Inholland en Woonbron (bekend van het SS Rotterdam-project). Hij keek systematisch naar vier onderdelen: de onafhankelijkheid van de commissie, de werkwijze, de normstelling en de onderbouwing.

Risico op tunnelvisie

“Wat me opviel: commissies kijken vaak erg smal. Ze focussen op één oorzaak, zoals bestuurlijk falen, en laten andere verklaringen links liggen. Dan krijg je tunnelvisie,” zegt hij. Soms ontstaan problemen door stomme pech of contextuele factoren. “In de periode die ik onderzocht, tussen 2006 en 2015, speelde de financiële crisis een grote rol,” zo licht hij toe. “Vastgoedprojecten vielen stil en budgetten werden gekort. Dat had enorme gevolgen voor onderwijsinstellingen en woningcorporaties,” zegt Geluk. “Maar commissies benoemen dat nauwelijks. Ze zeggen: dit had je moeten voorzien, terwijl veel beslissingen logisch waren toen de economie nog draaide.”

Verhalen en drang naar zondebokken

Volgens Geluk speelt ook een ander mechanisme een rol: de drang naar een helder, overtuigend verhaal. “Een onderzoeksrapport dat zegt: ‘het is een optelsom van verschillende factoren’ is niet wat mensen willen horen,” stelt hij. De media willen een goede kop op de voorpagina, en het publiek hoopt op een schuldige. Dus kunnen er verhalen naar boven komen met een megalomane bestuurder als hoofdpersoon. Terwijl de werkelijkheid vaak een stuk weerbarstiger is.

SS Rotterdam

Hij verwijst naar het SS Rotterdam-project van woningcorporatie Woonbron dat uiteindelijk meer dan 250 miljoen euro heeft gekost, terwijl dit begroot was op 6 miljoen. Er bleek veel meer asbest in het schip te zitten, waardoor de renovatiekosten zwaar werden onderschat. Ook werd het schip versleept naar Polen, maar door te vage afspraken liepen de werkzaamheden uit op een fiasco. “Toen het schip werd gekocht, kreeg de corporatie applaus van gemeente en rijksoverheid. ‘De stad heeft dit nodig’, zei men. Maar je ziet dat een bestuurlijke afweging wordt veroordeeld op grond van een norm die pas achteraf, met de kennis van de problemen, wordt vastgesteld. En dat zie je bij meer onderzoeken.”

Geen verweer mogelijk

Wat het extra wrang maakt: tegen zo’n oordeel valt weinig te beginnen. “Als de rechtbank een vonnis uitspreekt, kun je in beroep. Maar als een commissie oordeelt dat jij hebt gefaald, dan is het publieke oordeel al geveld. Er is geen hoger beroep en geen onafhankelijk toezicht op de commissie zelf.” In sommige gevallen werd het oordeel van een commissie zelfs expliciet onderuitgehaald door de rechter. “Bij ROC Leiden stelde de commissie dat er sprake was van wanbestuur. De rechter veegde dat oordeel van tafel. Dan moet je je afvragen: hoe houdbaar was het oordeel in dat onderzoek dan eigenlijk?”

Een handreiking voor beter onderzoek

Geluk pleit in zijn proefschrift voor een concrete verbetering: namelijk ‘algemene beginselen van behoorlijk commissieonderzoek’. “Net zoals we algemene beginselen van behoorlijk bestuur kennen. Commissies zouden vanaf het begin transparant moeten zijn over hun normstelling, hun werkwijze en hun onafhankelijkheid. En ze moeten meerdere verhaallijnen serieus overwegen. Ook in het strafrecht bestaat het besef dat tunnelvisie gevaarlijk is. Je moet álle scenario’s bekijken, niet alleen het meest voor de hand liggende. Dat besef ontbreekt vaak nog bij commissieonderzoek.”

Hoewel zijn onderzoek kritische kanttekeningen plaatst bij het functioneren van commissies, wil Geluk niet overkomen als een bestuurder die zijn beroepsgroep zit te verdedigen. “Er zijn genoeg situaties waarin bestuurders wel degelijk fouten maken. Bij Rochdale en Vestia was echt sprake van bestuurlijk falen ,” zegt hij. “Maar het probleem ontstaat als je bij elk onderzoek begint met zoeken naar bestuurlijk wanbeleid.”

Een goed rapport is vaak saai

Wat hem betreft is er behoefte aan meer zorgvuldigheid, juist ook omdat de gevolgen groot zijn. “Als je eenmaal publiekelijk bent afgebrand in een rapport, kun je nauwelijks nog terug. Dat is voor betrokkenen een persoonlijke tragedie. En het helpt ons als samenleving niet vooruit, want we leren er ook te weinig van.” Zijn oproep: kijk kritischer naar onderzoekscommissies, en werk aan duidelijke kwaliteitsnormen. “Een goed onderzoeksrapport is genuanceerd, en daarmee vaak ook het liefst vrij saai.”

In de media 

Interview NPO 1 radio 

Meer informatie

Marjolein Kooistra, communicatie ESSB, kooistra@essb.eur.nl 0683676038

Gerelateerde content
Moeilijke omstandigheden, makkelijke oordelen? Bouwstenen voor een beoordelingsmodel voor onderzoekscommissies
ESSB logo

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen