Mag je zelf beslissen wanneer en hoe je sterft? En wie heeft daarin uiteindelijk het laatste woord? De discussie over euthanasie laait regelmatig op, onder meer door initiatieven van organisaties als Coöperatie Laatste Wil, die pleiten voor meer autonomie rond het levenseinde. In Nederland bestaat al meer dan twintig jaar een wettelijk kader voor euthanasie. Toch blijven er hardnekkige misverstanden bestaan: van het idee dat euthanasie een ‘recht’ zou zijn tot de vraag waarom psychisch lijden soms wel en soms niet tot euthanasie leidt. In dit artikel geeft Martin Buijsen, hoogleraar Gezondheidsrecht aan Erasmus School of Law, duidelijkheid over de juridische inbedding, de praktijk en de toekomst van euthanasiewetgeving.
Wat bedoelen we met euthanasie?
Het woord euthanasie is afkomstig uit het Oudgrieks en betekent letterlijk ‘een goede dood’. Buijsen legt uit dat Nederland twee vormen van euthanasie onderscheidt: “Dat zijn levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Bij levensbeëindiging op verzoek dient de arts het middel waardoor iemand overlijdt toe, meestal met behulp van een pompje. Bij hulp bij zelfdoding dient de patiënt zelf het middel toe in het bijzijn van een arts.” Volgens Buijsen kan een wilsbekwame patiënt in principe aangeven welke methode zijn of haar voorkeur heeft: “Als een patiënt nog volkomen wilsbekwaam is, dan kan de patiënt er een voorkeur voor hebben om het zelf te doen. Maar als de patiënt wil dat de dokter het doet, is dat ook een optie. Pas als een patiënt wilsonbekwaam is, mag alleen de dokter het doen.”
Een strafbaar feit?
Hoewel Nederland bekendstaat om zijn relatief liberale euthanasiepraktijk, is euthanasie juridisch nog altijd in het strafrecht verankerd. Buijsen vertelt: “Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding zijn strafbare feiten.” Hij legt uit dat deze strafbaarheid bewust is gehandhaafd omdat de wetgever het beëindigen van leven als iets zeer ingrijpends beschouwt, dat alleen onder nauw omschreven omstandigheden mag plaatsvinden. De in 2002 ingevoerde Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) maakt voor artsen een uitzondering, maar die uitzondering is strikt. Een arts kan alleen straffeloos blijven wanneer hij of zij aan alle zorgvuldigheidseisen voldoet en melding doet bij de lijkschouwer, waarna een Regionale Toetsingscommissie Euthanasie beoordeelt of zorgvuldig is gehandeld.
Geen recht op euthanasie
Euthanasie wordt vaak besproken in termen van zelfbeschikking. Veel mensen vinden dat zij zelf moeten kunnen bepalen wanneer hun leven voltooid is. Het opvallende is dat de Nederlandse wet daar juist niet op is gebaseerd. Buijsen licht toe: “Het recht op zelfbeschikking is vooral een moreel recht. De Wtl is niet gebaseerd op zelfbeschikking, maar op compassie.” Dat betekent dat de kern van de euthanasiewet gelegen is in het morele idee dat een arts soms uit barmhartigheid mag helpen bij het beëindigen van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, maar alleen als daar goede redenen voor zijn. De patiënt kan dus een verzoek tot euthanasie indienen, maar uiteindelijk ligt de keuze altijd bij de arts.
De zorgvuldigheidseisen
Centraal in de Wtl staan de zogenoemde ‘zorgvuldigheidseisen’. Buijsen noemt deze eisen de kern van de artsenwet en somt ze op: “Om te beginnen moet het verzoek van de patiënt vrijwillig en weloverwogen zijn. Ten tweede moet het lijden van de patiënt uitzichtloos en ondraaglijk zijn. In de derde plaats moet de arts de patiënt hebben voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevindt en over zijn of haar vooruitzichten. Ten vierde moet de arts met de patiënt tot de overtuiging zijn gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen andere redelijke oplossing is. Ten vijfde moet er ten minste één andere, onafhankelijke arts worden geraadpleegd, die de patiënt ziet en schriftelijk zijn oordeel geeft over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen. Ten slotte moet de levensbeëindiging of de bij de zelfdoding geboden hulp medisch zorgvuldig worden uitgevoerd.”
Deze uitgebreide set criteria laat zien dat euthanasie niet zomaar mogelijk is. Het is een proces dat tijd vergt, waarin de patiënt grondig wordt geïnformeerd en waarin zorgvuldig wordt gewogen of het lijden werkelijk uitzichtloos is.
Wilsonbekwaamheid en schriftelijke wilsverklaringen
Een van de meest ingewikkelde vraagstukken binnen de euthanasiewet betreft patiënten die wilsonbekwaam worden, bijvoorbeeld door vergevorderde dementie. In zulke gevallen kan de patiënt geen mondeling verzoek tot euthanasie meer doen. Buijsen legt uit: “Euthanasie kan slechts wanneer de wilsonbekwame patiënt toen deze nog wilsbekwaam was schriftelijk een verzoek tot euthanasie heeft afgelegd.” Een schriftelijke wilsverklaring kan dus een geldig euthanasieverzoek zijn, maar alleen wanneer deze voor de wilsonbekwaamheid is opgesteld en voldoende concreet is. Toch blijft de uitvoering ingewikkeld. Artsen kunnen bijvoorbeeld zien dat iemand met ernstige dementie, die eerder een euthanasieverzoek had opgesteld, ogenschijnlijk tevreden of gelukkig leeft in het moment. Dat levert ethische en juridische spanningen op: moet een arts het eerdere verzoek volgen, of meewegen hoe iemand er nu uitziet? Ook hier geldt dat artsen nooit verplicht zijn om het verzoek uit te voeren. De schriftelijke verklaring biedt een mogelijkheid, maar geen aanspraak.
Psychisch lijden: een van de meest complexe terreinen
Euthanasie bij psychisch lijden is al decennia een juridisch en medisch onderwerp van debat. Sinds het Chabot-arrest staat vast dat psychisch lijden, net als lichamelijk lijden, ondraaglijk en uitzichtloos kan zijn, mits het een medisch-classificeerbare aandoening betreft. Maar het beoordelen van uitzichtloosheid bij psychisch lijden blijkt veel moeilijker dan bij lichamelijke aandoeningen. Buijsen zegt hierover: “Ook psychisch lijden kan uitzichtloos en ondraaglijk zijn. Maar lang niet alle psychiaters zijn bereid dergelijk lijden als uitzichtloos te zien.” Waar sommige psychiaters erkennen dat langdurige therapie-resistente depressies of andere ernstige stoornissen uitzichtloos kunnen zijn, menen anderen dat er altijd behandelmogelijkheden zijn. Hierdoor kunnen verschillen tussen behandelaars ontstaan.
Chabot-zaak
In de zaak van psychiater Chabot, die een vrouw met een ernstige depressie en een gecompliceerd rouwproces hielp bij zelfdoding, heeft de Hoge Raad belangrijke uitspraken gedaan. De vrouw, die lichamelijk niet ziek was, kreeg van Chabot middelen om haar leven te beëindigen. Hoewel de rechtbank en het hof hem van rechtsvervolging ontsloegen vanwege noodtoestand, stelde het openbaar ministerie cassatie bij de Hoge Raad in.
De Hoge Raad oordeelde dat noodtoestand ook kan gelden bij hulp aan psychisch lijdende patiënten die niet in de stervensfase verkeren, en dat een geestelijke stoornis niet automatisch uitsluit dat iemand een vrije wilsbepaling heeft. De Hoge Raad benadrukte dat bij hulp aan patiënten die psychisch lijden grote behoedzaamheid geboden is en dat een onafhankelijke arts de patiënt moet onderzoeken, wat in deze zaak niet was gebeurd. Chabots beroep op noodtoestand werd verworpen, maar hij kreeg geen straf, wat aantoont dat zijn handelen ethisch weinig te verwijten viel.
Wanneer een behandelaar tot een andere beoordeling komt dan de patiënt verwacht, bestaat er echter nog een andere mogelijkheid binnen de euthanasiepraktijk. Het Expertisecentrum Euthanasie speelt hierin een belangrijke rol. Buijsen licht toe: “Patiënten kunnen te maken krijgen met een arts die van oordeel is dat het lijden niet uitzichtloos is. Dan kan een beroep gedaan worden op psychiaters die aan het Expertisecentrum verbonden zijn. Deze kunnen het lijden anders beoordelen, en misschien wel tot euthanasie willen overgaan. Maar ook aan het Expertisecentrum verbonden artsen hebben uiteraard de zorgvuldigheidseisen van de Wtl in acht te nemen.”
De roep om meer autonomie
Organisaties zoals Coöperatie Laatste Wil pleiten voor meer ruimte voor mensen die hun leven voltooid achten, ook wanneer er geen medische grondslag is voor hun lijden. Dat zou betekenen dat levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding mogelijk wordt zonder dat sprake hoeft te zijn van een medisch-classificeerbare aandoening. Buijsen ziet dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) hier ruimte voor laat: “Een politieke keuze voor een op zelfbeschikking gebaseerde levenseindewetgeving kan zeer wel verenigbaar zijn met het EVRM.” Toch wijst hij erop dat zo’n systeem onmogelijk naast de huidige Wtl kan bestaan. Wanneer zelfbeschikking centraal komt te staan, wordt het lijdenscriterium overbodig en is er geen reden meer om te wachten tot lijden ondraaglijk is. Daarmee zou de basis van de euthanasiewet, dat artsen uit compassie handelen, volledig verschuiven. Hij legt uit dat er dan een heel ander stelsel ontstaat dat niet te verenigen is met de huidige structuur, waarin de arts het middelpunt vormt van een zorgvuldig afweegproces.
De toekomst: stabiele wet, veranderende praktijk
Ondanks de maatschappelijke veranderingen verwacht Buijsen de komende jaren geen aanpassingen in de euthanasiewetgeving. Hij zegt: “De Wtl is in al die jaren niet aangepast en wettelijke aanpassingen liggen ook nu niet in het verschiet.” Tegelijkertijd ziet hij dat de praktijk wel verandert. Waar euthanasie vroeger vooral werd toegepast bij terminale kankerpatiënten, wordt de wet inmiddels gebruikt bij een veel breder scala aan patiëntengroepen, zoals mensen met neurodegeneratieve aandoeningen, complexe psychiatrische problematiek of stapeling van ouderdomsklachten. Buijsen verwacht dat deze verbreding zich zal voortzetten: “Steeds meer patiëntengroepen zijn geïncludeerd. En ook die ontwikkeling zal doorgaan. Een wettekst die niet zal veranderen en een praktijk die dat wel doet. Zo zal de toekomst in Nederland eruitzien. De keuze voor een andere (op zelfbeschikking gebaseerde) wet zal voor Nederland erg moeilijk zijn. Nederland is ook allang geen voorloper meer als het gaat om legalisering van euthanasie. Nederland zit vastgebakken aan het idee van aan artsen voorbehouden compassie. Landen die nu legalisering van euthanasie overwegen en zelfbeschikking meer voorop stellen kiezen dan ook voor andere wetgeving.”
Blijven praten over waardig sterven
Het gesprek over euthanasie blijft noodzakelijk. De discussie gaat niet alleen over juridische grenzen, maar vooral over hoe wij als samenleving omgaan met het levenseinde en wat wij onder menswaardige zorg verstaan. Omdat elke situatie uniek is, vraagt euthanasie telkens opnieuw om reflectie en afweging: welke ruimte geven we patiënten, welke verantwoordelijkheid leggen we bij artsen en hoe beschermen we mensen in kwetsbare posities? Het is belangrijk dat er openlijk, genuanceerd en zonder taboes over dit onderwerp wordt gesproken, want zoals Buijsen het mooi verwoordt: “Bij leven in waardigheid hoort nu eenmaal ook sterven in waardigheid.”
- Professor
- Meer informatie
Onlangs verscheen Buijsen in Trouw over de Kairos-kraag, een door Coöperatie Laatste Wil geïntroduceerd hulpmiddel waarmee mensen zelf een levenseindemiddel zouden kunnen samenstellen. In het artikel wordt uitgelegd dat de kraag bestaat uit onderdelen die gebruikers in een soort ‘werkplaats’ zelf zouden kunnen monteren, iets wat volgens betrokkenen juridische vragen oproept. Buijsen benadrukt daarbij dat het vooral van de concrete situatie afhangt wanneer sprake is van strafbaar handelen.
In oktober 2025 beantwoordde Buijsen bij EenVandaag verschillende vragen over euthanasie. Meer weten? Klik op de link.
- Gerelateerde content
