“Jongeren willen er zijn voor anderen, zelfs als ze weinig kansen ervaren”
Pubers zijn vooral met zichzelf bezig, toch? Het promotieonderzoek van Sophie Sweijen (Erasmus School of Social and Behavioral Sciences) schetst een ander beeld. Jongeren zijn bereid om opvallend veel te doen voor anderen. En dat gedrag blijkt niet alleen goed voor de ander, maar ook voor henzelf.
In haar proefschrift onderzocht Sweijen ‘prosociaal gedrag’: iets doen dat een ander ten goede komt. Denk aan helpen, delen, troosten of geld geven aan een goed doel. In verschillende studies keek ze hoe jongeren (10-25 jaar) zich opstellen tegenover vrienden, familie, onbekenden en maatschappelijke doelen zoals zorgverleners of goede doelen. “Jongeren willen er zijn voor de mensen die het op dat moment nodig hebben en zijn constant op zoek naar manieren om anderen te helpen, zelfs wanneer ze hiertoe weinig kansen ervaren”, zegt de promovenda.
Tijdens de coronacrisis hield ze een dagboekstudie onder jongeren: tien dagen lang hielden jongeren bij wat ze voor anderen deden en hoe ze zich daarbij voelden. “We zagen dat als jongeren op een dag meer emotionele steun gaven aan hun familie, ze zich de volgende dag krachtiger voelden. Zelfs iets kleins, zoals je ouders een complimentje geven, kan al veel doen voor hoe je je voelt.”
Verder dan de eigen kring
De essentie van prosociaal gedrag zit in het helpen van anderen, maar eigenlijk helpen jongeren zichzelf dus ook, constateert Sweijen. Wat haar intrigeerde, was het verschil tussen gedrag binnen de eigen kring en daarbuiten. In een experiment tijdens de pandemie kregen jongeren tien muntjes en mochten ze kiezen hoeveel ze wilden houden en hoeveel ze wilden geven aan anderen: een vriend, een arts, iemand met corona bijvoorbeeld. “We zagen dat ze verreweg het meeste gaven aan die maatschappelijke doelen, zelfs meer dan aan hun vrienden.”
Wat gebeurt er in het brein?
In het Brainlinks project onderzocht Sweijen ook wat er in het brein gebeurt als jongeren besluiten om iemand te vertrouwen. In een MRI-scanner speelden ze de ‘Trust Game’, een experimenteel spel waarmee je kunt meten in hoeverre iemand bereid is om iets te geven aan een ander, zonder te weten of je daar iets voor terugkrijgt. “Vertrouwen tonen is een complex proces,” legt ze uit. “Je ziet activiteit in hersengebieden die te maken hebben met perspectief nemen. Maar ook in het beloningssysteem: blijkbaar voelt het goed om iemand te vertrouwen.
Niet leeftijd, maar ontwikkeling bepalend
Een van haar belangrijkste inzichten: niet leeftijd, maar de fase van de puberteit voorspelt sociaal gedrag. “Jongeren in een verder stadium van puberteit geven vaker iets aan anderen en tonen meer empathisch gedrag,” zegt ze. Daarbij verandert ook hun motivatie. “De motivatie van jongeren om anderen te helpen wordt steeds meer intrinsiek. Ze doen het bijvoorbeeld omdat ze het zelf belangrijk vinden en niet omdat anderen het van hen verwachten.” De fase van de puberteit werd bepaald aan de hand van biologische indicatoren, zoals hormonale veranderingen en lichamelijke ontwikkeling, die tijdens labmetingen en vragenlijsten in kaart werden gebracht.
Samen met jongeren
Wat haar onderzoek bijzonder maakt, is dat ze jongeren niet alleen onderzoekt, maar ook actief betrekt bij haar werk. “We doen niet alleen onderzoek over jongeren, maar ook samen met jongeren,” zegt ze. “In brainstormsessies vragen we bijvoorbeeld: wat betekent welzijn voor jou? Wat helpt jou om je goed te voelen?”
Als postdoctoraal onderzoeker blijft ze verbonden aan het Erasmus SYNC lab en richt ze zich op het mentaal welzijn van jongeren. “Wat ik wil onderzoeken is hoe jongeren zélf oplossingen zien voor mentale gezondheid. En hoe iets goeds doen voor een ander daar een rol in kan spelen.” Werken in het onderzoeksteam van Eveline Crone ziet ze als iets bijzonders: “Iedereen is enorm bevlogen en werkt met dezelfde toewijding aan onderzoek dat er echt toe doet.”
- Promovendus
- Meer informatie
Marjolein Kooistra, communicatie ESSB, kooistra@essb.eur.nl 0683676038
- Gerelateerde content