Bij milieuschade kun je meteen denken aan de grote wolken boven fabrieken, nieuwsberichten over PFAS in kippeneieren, afvalsmokkel en bodemvervuiling. Het neemt veel verschillende vormen aan en heeft een grote impact op onze aarde, maatschappij en gezondheid. Maar wat weten we vanuit de wetenschap over milieuschade, hoe kijken betrokken professionals, bewoners en gezondheidsorganisaties hiernaar en wat kunnen we eraan doen? Deze en meer vragen stonden centraal tijdens het symposium ‘Van schade naar herstel’ op 9 december 2025. We nemen je mee langs kennis uit het verleden, ervaringen in het heden en ambities voor de toekomstige aanpak van milieuschade.
Milieuschade neemt vele vormen aan, van chemische emissies en afvalsmokkel tot verlies van biodiversiteit en bodemvervuiling, en heeft zowel directe als indirecte gevolgen voor publieke gezondheid, ecosystemen maar ook voor sociale stabiliteit. Dit stelt ook de systemen van toezicht en handhaving op de proef: overheidsinstellingen worstelen met een adequate aanpak van milieuschade en getroffen gemeenschappen voelen zich vaak buitengesloten van gesprekken over oplossingen. Milieuschade heeft in de afgelopen jaren steeds meer aandacht in het publieke debat, maar is milieuschade eigenlijk wel te herstellen of in de toekomst te voorkomen?
Hoe heeft het zover kunnen komen met milieuschade?
Lieselot Bisschop, hoogleraar Publieke en Private Belangen en Karin van Wingerde, hoogleraar Corporate Crime and Governance, doen al jaren onderzoek naar het ontstaan, de effecten en de regulering van milieuschade. Zij onderzochten hoe de aanpak van industriële vervuiling zich sinds de jaren zestig heeft ontwikkeld in Nederland. Aan de hand van de cases Hoogovens/Tata Steel en DuPont/Chemours delen Bisschop en Van Wingerde de ontwikkelingen: “Ondanks lokale verschillen in regelgeving en variaties in de ontwikkeling van de twee bedrijven en industrieën, wijst de longitudinale analyse op gemeenschappelijke mechanismen in de interacties tussen overheid en industrie over industriële vervuiling in vier tijdsperioden sinds de jaren zestig. In de inte
racties tussen overheid en industrie zien we vijf van elkaar afhankelijke patronen die hebben bijgedragen aan het ontstaan en het voortduren van het schadelijke gedrag: de kennisasymmetrie tussen overheid en bedrijf, de manier waarop regulering en vergunning in samenspraak met industrie wordt ontwikkeld, de economische afhankelijkheid van de industrie waardoor gezondheids- en milieubescherming minder prioriteit krijgt, de institutionele fragmentatie aan de kant van de overheid die de maatschappelijke belangen onvoldoende meeweegt, en de uiteindelijke juridificatie, waarbij de cases bestuurs-, civiel- en strafrechtelijk vast komen te zitten. We tonen hiermee aan dat interacties tussen regelgeving en industrie aanhoudende milieuschade kunnen faciliteren. De analyse biedt eveneens inzicht in de structurele dynamieken die vervuiling normaliseren en die verantwoording en hervorming in de loop van de tijd bemoeilijken. Met andere woorden, diepgewortelde patronen uit het verleden blijven het heden vormen en beperken.”
Handhavingsproblemen bij milieudelicten
Deze knelpunten worden ook in de praktijk herkend. Zo wijzen professionals op de mogelijkheden en tegelijk ook de grenzen van het strafrecht. Zo kan het strafrecht alleen onderzoeken of vervolgen wat eerder als strafbaar is gesteld. In de zaak rond DuPont/Chemours, waarin namens ruim 3.000 omwonenden strafrechtelijk aangifte is gedaan, is duidelijk geworden dat bedrijven al sinds de jaren zestig op de hoogte waren van de risico's van sommige gebruikte stoffen en in de jaren tachtig beslisten toch door te gaan met het gebruik ervan. Dat maakt het juridisch mogelijk om opzet aan te tonen maar laat tegelijkertijd zien hoe lastig het is om wederrechtelijkheid vast te stellen wanneer activiteiten onder geldige vergunningen hebben plaatsgevonden. Ook de onderzoeken naar milieutoezicht en-handhaving van de Algemene Rekenkamer wijzen op duidelijke knelpunten. Het meest recente rapport Door de mazen van toezicht en handhaving (2025) maakt op basis van 50 rapporten die de Algemene Rekenkamer de voorbije decennia over toezicht en handhaving schreef, de balans op. Het rapport benadrukt dat de informatiehuishouding bij de Rijksoverheid niet op orde is. Dat leidt tot duidelijke kennis asymmetrieën, onduidelijke keuzes in de handhaving en uiteindelijk tot een lagere pakkans.
Hoe kunnen we onzichtbare milieucriminaliteit zichtbaar maken?
Milieuschade is vandaag de dag zichtbaarder dan ooit, mede dankzij onderzoeksjournalistiek. Een belangrijk voorbeeld is het Forever Pollution Project, waarin een internationaal team van journalisten en onderzoekers met behulp van openbronnenonderzoek de wereldwijde PFAS-vervuiling concreet in kaart heeft gebracht. Dit journalistencollectief werkt intensief samen met wetenschappers, via de methode van expert-reviewed journalism. PFAS wordt door wetenschappers, toezichthouders en de samenleving omschreven als het ‘gif van de eeuw’, met ernstige gevolgen voor mens en milieu. Het project identificeerde tienduizenden locaties waar PFAS vervuiling is, die lange tijd grotendeels buiten beeld bleven omdat PFAS gebruik wijdverspreid is maar tegelijkertijd weinig gedocumenteerd wordt.
Hoe lobby de aanpak van PFAS vertraagt
“Dat deze crisis zo lang onzichtbaar bleef, is geen toeval”, zegt Stéphane Horel, onderzoeksjournalist bij Le Monde en initiatiefnemer van zowel het Forever Pollution Project (2023) als het Forever Lobbying Project (2025). Ze vertelt: ”Regulering volgt vaak pas nadat schade is bewezen, terwijl de lobby vanuit de industrie twijfel zaait over wetenschappelijke consensus en economische noodzaak benadrukken.” In het vervolgproject het Forever Lobbying Project onderzochten de journalisten hoe bestaande kennis over deze risico’s kan verwateren en aan politieke en maatschappelijke aandacht kan ontsnappen. Daaruit blijkt dat lobbyactiviteiten een grote rol spelen: met uiteenlopende en vaak ongefundeerde claims wordt het gebruik van PFAS gelegitimeerd en uitstel van regulering bewerkstelligd. Zo kan het gemiddeld negen jaar duren voordat een specifieke PFAS-stof wordt gereguleerd, meestal pas nadat schade is aangetoond en niet op basis van vooraf vastgestelde veiligheidstesten. Ook brachten zij de enorme kosten voor de aanpak van deze milieucrisis in beeld.
Maatschappelijke druk is hard nodig
In de praktijk blijkt dat bewoners en lokale professionals een cruciale rol spelen bij het agenderen van milieuschade. Omwonenden wijzen al jaren op gezondheidsrisico’s, maar hun signalen worden vaak pas serieus genomen na langdurige druk, publieke aandacht en bewijs van schade aan de gezondheid. Ook vanuit de Gemeentelijke Gezondheidsdienst wordt benadrukt dat industriële vervuiling complexe uitdagingen met zich meebrengt, met name bij het vaststellen van gezondheidseffecten en het inschatten van risico’s. Deze risico’s worden niet alleen bepaald door afzonderlijke stoffen, maar ook door de combinatie van blootstellingen en andere gezondheidsfactoren die van invloed zijn op de volksgezondheid.
Dat maakt het vaststellen van gezondheidsschade complex en roept fundamentele vragen op. Waarom ligt de bewijslast bij de slachtoffers van milieucriminaliteit? Waarom wordt gezondheid niet structureel zwaarder gewogen dan economische belangen? En waarom worden deze afwegingen niet transparant gecommuniceerd?
Alle kennis, inzichten en ervaringen leiden wetenschappers, professionals en het publiek tot de kernvraag: Hoe kan dit hardnekkige probleem in de toekomst effectiever worden aangepakt? En wat kan de wetenschap hierin betekenen?
Hoe kunnen we milieuschade beter aanpakken en in de toekomst mogelijk voorkomen?
Hoewel alle aanwezige experts - Arnold Posthuman (ILT-IOD), Revelino Vieira (Politie), Hannah Prins (Advocates for the Future), Lizette Vosman (Fonds Slachtofferhulp) en Tim Piek (DCMR) - vanuit hun eigen perspectief reflecteerden op mogelijkheden om milieuschade in de toekomst aan te pakken bracht de blik vooruit opvallende overeenstemming tussen de panelleden: een effectievere aanpak van milieuschade vraagt om structurele veranderingen en samenwerking. Herstel begint bij erkenning dat milieucriminaliteit geen slachtofferloos delict is. Volgens de betrokken experts liggen er drie duidelijke opgaven. In de eerste plaats is versterking van het juridisch instrumentarium nodig: zowel door beter gebruik te maken van bestaande regels als door nieuwe mogelijkheden te creëren om milieuschade daadkrachtiger en ook preventief aan te kunnen pakken. Ten tweede moet de aard, omvang en impact van milieuschade zichtbaarder worden gemaakt, met expliciete aandacht voor gezondheidseffecten en de ervaringen van slachtoffers. Dat is essentieel om politieke prioriteit te creëren en capaciteit vrij te maken. Tot slot is intensievere kennisdeling en samenwerking nodig: tussen handhavingsdiensten, wetenschap en samenleving, maar ook binnen de gehele toezicht- en handhavingsketen.
De rode draad is dat milieuschade niet langer kan worden gezien als een abstract of slachtofferloos probleem, het raakt direct aan onze gezondheid. Bewustwording, betere kennisdeling en gezamenlijke agendering worden gezien als cruciale voorwaarden om tot een omslag te komen. Niet door af te wachten, maar door bestaande lacunes gezamenlijk te vullen en milieuschade structureel hoger op de politieke en maatschappelijke agenda te plaatsen. Hiervoor is de samenwerking tussen wetenschap, overheid, professionals en burgers geen luxe maar een noodzaak. Want de vraag is niet langer óf we het weten, maar of we bereid zijn naar deze kennis te handelen. Wat moeten we eigenlijk nog meer weten om het gevaar en de urgentie te voelen? Milieucriminaliteit schaadt ons.
- Meer informatie
Dit symposium werd georganiseerd door Lieselot Bisschop & Karin van Wingerde (Erasmus School of Law), Vinzenz Baumer Escobar (Resilient Delta Initiative), Mariëlle Beenackers (Erasmus Medisch Centrum), en gefinancierd door het Sectorplan Rechtsgeleerdheid (Rebalancing Public Interests in Private Relationships) en het Erasmus Initiative Dynamics of Inclusive Prosperity.
Met dank aan alle sprekers, panelleden en het publiek voor hun onmisbare ervaringen, inzichten, kritische vragen en het in beeld brengen van de mogelijkheden tot verder onderzoek en samenwerking, Stéphane Horel (onderzoeksjournaliste bij Le Monde), Mirre Dijk (Ficq & Partners advocaten), Johan van Wilsem (De Rekenkamer), Anneke van Veen (Programmaleider in het werken aan een gezonde woonomgeving en als inwoner van Dordrecht), Judith Dijkers (GGD Gezondheid, Milleu en Veiligheid Brabant), Wouter Sieuwerts (Kunstenaar Tolly Wolly studio en ontwerper van ‘the golden connection’), Lizette Vosman (Fonds Slachtofferhulp), Arnold Posthuma, (Inlichtingen- en Opsporingsienst bij inspectie leefomgeving en transport), Revelino Vieira (Zeehavenpolitie Rotterdam), Tim Piek (DCMR Milleudienst Rijnmond) en Hannah Prins (Advocates for the future).