Nu wereldwijde spanningen toenemen en juridische normen op de internationale bühne onder druk staan, speelt het Internationaal Gerechtshof (ICJ) een steeds belangrijkere rol in de zoektocht naar verantwoording en het behoud van de internationale rechtsorde. Federica Violi, universitair hoofddocent Internationaal Recht aan de Erasmus School of Law, reflecteert op de rol van het ICJ en wat deze betekent voor de toekomst van internationale rechtspraak.
Het ICJ: hoeder van het mondiale rechtssysteem
Het Internationaal Gerechtshof werd in 1945 opgericht als het belangrijkste gerechtelijke orgaan van de Verenigde Naties. Het beslecht juridische geschillen tussen staten en geeft adviezen over juridische vragen die het worden voorgelegd door internationale organisaties. “Het Internationaal Gerechtshof is het voornaamste permanente internationale tribunaal voor de beslechting van geschillen tussen staten,” legt Violi uit. “Het vervult twee functies: een contentieuze (rechterlijke) functie en een adviserende functie.”
Voor de rechterlijke functie geldt dat staten toestemming moeten geven voor de rechtsmacht van het Hof voordat een zaak in behandeling kan worden genomen – een principe dat geworteld is in staatssoevereiniteit. Die toestemming kan vooraf worden verleend, bijvoorbeeld via verdragsbepalingen of na het ontstaan van een geschil via onderlinge overeenstemming.
Van juridische abstractie naar tastbare impact
De agenda van het ICJ is de laatste jaren drukker geworden, met name als het gaat om zaken van ‘gemeenschappelijk belang’. “We zien inderdaad een duidelijke toename in het beroep op het ICJ,” merkt Violi op. Een bijzonder significante ontwikkeling is de groeiende erkenning van het recht van staten om claims in te dienen op basis van erga omnes-verplichtingen – plichten die gelden jegens de gehele internationale gemeenschap.
“Deze ontwikkeling stelt het Hof in staat zaken te behandelen waarin een staat vermeend verplichtingen heeft geschonden die het algemeen belang beschermen,” aldus Violi. Ze noemt de lopende zaak Zuid-Afrika tegen Israël op basis van het Genocideverdrag als een “bijzonder sprekend” voorbeeld: “Zuid-Afrika treedt op ter verdediging van gemeenschappelijke waarden die de ruggengraat vormen van de internationale rechtsorde."
Andere opmerkelijke zaken, voegt Violi toe, zijn Gambia tegen Myanmar en Canada en Nederland tegen Syrië, waarbij staten die zelf niet direct getroffen waren, maar toch optraden om fundamentele internationale normen te verdedigen. “Deze ontwikkelingen wijzen op een verschuiving voorbij het traditionele bilaterale paradigma van het internationale recht,” merkt ze op.
Urgentie en gezag: voorlopige maatregelen versus eindvonnissen
In geschillen met hoge inzet is timing cruciaal. Het vermogen van het ICJ om voorlopige maatregelen op te leggen biedt een vorm van onmiddellijke bescherming terwijl de zaak nog in behandeling is. “Deze maatregelen zijn per definitie tijdelijk en preventief van aard,” legt Violi uit. “Ze vervullen een beschermende functie in een context van uiterste urgentie."
Voorlopige maatregelen zijn weliswaar bindend, maar garanderen geen eindvonnis in dezelfde richting. “Een voorlopige vaststelling van jurisdictie betekent bijvoorbeeld niet dat het Hof zich daar in het eindvonnis ook aan houdt,” benadrukt ze. Eindvonnissen vereisen een strengere en diepgaandere toetsing en leveren een definitieve oplossing voor het geschil op.
Bindend of slechts gezaghebbend?
Er bestaat vaak verwarring over de juridische betekenis van ICJ-uitspraken, vooral over adviserende adviezen. In contentieuze zaken zijn de uitspraken van het Hof bindend voor de betrokken partijen. Adviezen zijn formeel niet bindend. Toch, benadrukt Violi, "dragen zij aanzienlijk gezag.” “Adviezen,” legt ze uit, “leggen bestaande en bindende internationale rechten en plichten vast.”
Een sprekend voorbeeld is het advies van het Hof over de Israëlische bezetting van Palestina, uitgebracht in juli 2024. “Het ICJ heeft duidelijk de verplichtingen uiteengezet die rusten op zowel de staat Israël als op derde staten, waaronder Nederland,” merkt Violi op.
Parallelle sporen: het ICJ en het ICC
Naarmate het aantal internationale rechtsmechanismen toeneemt, wordt coördinatie complexer. Het ICJ en het Internationaal Strafhof (ICC) kunnen gelijktijdig opereren met betrekking tot vergelijkbare feiten, waarbij het ene hof zich richt op staatsverantwoordelijkheid en het andere op individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid.
“De twee hoven hebben verschillende rechtsbevoegdheden en mandaten, en opereren volledig onafhankelijk van elkaar,” verduidelijkt Violi. Toch is onderlinge verwijzing niet ongebruikelijk. “Er kan sprake zijn van informele kruisbestuiving tussen de hoven… waarbij juridische redeneringen gezag verlenen aan uitspraken van andere instituties.”
Rechtspraak te midden van crisis
Ondanks de toegenomen zichtbaarheid van internationale rechtsinstellingen, waarschuwt Violi voor al te veel optimisme. “De internationale rechtsorde staat onder zware druk,” waarschuwt ze. “De principes van solidariteit en samenwerking worden op de proef gesteld en dreigen blijvend te worden uitgehold.”
Toch ziet zij ook redenen voor hoop in de blijvende relevantie van het ICJ. “Deze periode van extreme instabiliteit wordt ook gekenmerkt door een aanhoudend beroep op internationale rechtsinstituties, die nog steeds worden gezien als legitieme en waardevolle fora voor het aanpakken van urgente mondiale uitdagingen.”
Voor een veranderende wereld
Van klimaatzaken tot beschuldigingen van genocide – het ICJ wordt steeds vaker ingeschakeld om juridische duidelijkheid te verschaffen in tijden van mondiale onrust. Nu we steeds meer de voorkeur geven aan recht boven geweld, is het gezag van het Hof belangrijker dan ooit.
“Het vertrouwen in het ICJ,” concludeert Violi, “is een afspiegeling van onze collectieve inzet voor de rechtsorde in een steeds meer gefragmenteerde wereld.”
- Universitair Hoofddocent