De afgelopen tien jaar heeft online open-bronnenonderzoek een vaste plaats veroverd binnen de opsporing van internationale misdrijven. Waar juristen en rechters lang vooral werkten met getuigenverklaringen en fysiek forensisch bewijs, zijn digitale bronnen zoals sociale media en satellietbeelden nu steeds vaker een onderdeel van rechtszaken. Dat levert nieuwe mogelijkheden, maar roept ook belangrijke vragen op: hoe verzamel je online materiaal, hoe toets je de betrouwbaarheid, en is het geschikt om in de rechtszaal te gebruiken?
Om die vragen te beantwoorden, volgen we samen met criminoloog Isabella Regan het proces van beeldmateriaal tot rechtszaal aan de hand van een fictieve video van een vermeende luchtaanval.

Binnen een uur gaat het fragment de wereld rond. Sociale media gebruikers en politici delen het in verontwaardigde posts. Ergens, achter een beeldscherm, begint het werk pas. Het filmpje wordt stilgezet, pixel voor pixel en frame voor frame bekeken. Is dit wel de plek die wordt benoemd? Klopt de lichtval met de datum die erbij staat? En wie garandeert dat de beelden niet al jaren eerder in een ander conflict zijn opgenomen?

Van vluchtige post naar blijvend dossier
Online open-bronnenonderzoek begint met verzamelen. Beelden worden zo snel mogelijk gearchiveerd, want wat vandaag viraal gaat, kan morgen al verdwenen zijn door contentmoderatie of doordat de uploader het filmpje verwijdert. Ngo’s en onderzoekers leggen daarom direct kopieën vast, inclusief metadata en screenshots, zodat de informatie niet verloren gaat.
Open-bronnenonderzoek (vaak aangeduid als OSINT, Open Source Intelligence) betekent werken met informatie die vrij toegankelijk is: posts op social media, satellietbeelden, krantenartikelen en officiële statistieken. Zelf hacken om informatie te verkrijgen is uitgesloten. De waarde van dit type bewijsmateriaal zit in de zorgvuldige verificatie: waar, wanneer en wat zien we echt, ondersteund door meerdere onafhankelijke bronnen.

Ngo’s als speurders
Het speelveld van open-bronnenonderzoek is breed. Journalisten gebruiken het om verhalen te verifiëren, burgeronderzoekers speuren online vanuit hun slaapkamer, en ook opsporingsinstanties maken er steeds vaker gebruik van. Maar het zijn juist ook de ngo’s (niet-gouvernementele organisaties) die de afgelopen jaren in dit proces een grote rol hebben gepakt. Van internationale spelers zoals Amnesty International en Human Rights Watch tot lokale initiatieven zoals Mnemonic (The Syrian Archive) en Oekraïense organisatie TruthHounds: zij zitten vaak als eersten bovenop nieuw materiaal door hun connecties in crisisgebieden.

De kunst van het verifiëren
Om vast te stellen waar (‘geolocatie’) en wanneer ( ‘chronolocatie’) beeldmateriaal is gemaakt zoeken onderzoekers naar herkenningspunten. Denk aan een daklijn, een reclamebord, een kruispunt, en vergelijken die met Google Earth of commerciële satellietbeelden. Ze bekijken schaduwen en weersgegevens: was het die dag zonnig of bewolkt? Dat kan gebeuren tot op extreem detailniveau: soms wordt zelfs gekeken naar de bloei van bomen in een straatbeeld.
Deze vergaande vorm van verificatie is geen luxe, maar een noodzaak. Een losse video kan misleidend, of uit de context gehaald, zijn. “In conflictsituaties kunnen bewust gemanipuleerde beelden circuleren. Zonder grondige controle kan een fragment verkeerde verhalen voeden, of in de rechtszaal direct onderuit worden gehaald. Alleen door details te toetsen kan het materiaal worden omgezet van een losse indruk naar bewijs,” zegt Regan.


Deepfakes, cheapfakes en schijntransparantie
De zorgen over AI en deepfakes zijn groot en terecht, maar volgens Regan is veel misleiding van een veel eenvoudigere aard. Computerspelbeelden die als oorlogspropaganda worden verspreid, oud materiaal dat opnieuw opduikt met een nieuw label, of filmpjes waarvan begin en eind zijn weggesneden. De zogenaamde ‘cheapfakes’.”
“Ook transparantie, de kracht van open-bronnenonderzoek, kan ook worden misbruikt. Staten die het narratief wilden beïnvloeden kunnen de stijl overnemen: minutieus ogende rapporten, compleet met screenshots en pijltjes, maar met bewust foutieve conclusies. Voor een argeloze lezer lijkt het overtuigend bewijs,” zegt Regan.

Van onderzoeker naar rechtbank
Als burgeronderzoekers, journalisten of ngo’s materiaal hebben verzameld en geverifieerd delen ze hun bevindingen op hun website of in onderzoeksrapporten. Transparantie is binnen openbronnenonderzoek cruciaal, omdat het resultaten controleerbaar maakt. Deze resultaten kunnen ook voor politie en justitie interessant zijn. Zulke informatie kan waardevolle aanknopingspunten opleveren, maar vormt altijd slechts het begin van een officieel opsporingsonderzoek.
Regan benadrukt dat politie en justitie verantwoordelijk voor de opsporing blijven. Gespecialiseerde politieteams raadplegen zelf ook online openbare bronnen wanneer zij internationale misdrijven onderzoeken. Het kan daarbij nodig zijn om bij externe onderzoekers achterliggende archieven of aanvullende informatie op te vragen. Maar opsporingsinstanties kunnen niet slechts leunen op externe bevindingen: om in de rechtszaal stand te houden moet al het materiaal zelfstandig worden geverifieerd en ingebracht door bevoegde opsporingsambtenaren.


Tussen idealen en risico’s
Partijen als ngo’s staan aan de voorzijde van deze ontwikkelingen, maar zo’n pioniersrol kent risico’s. In de beginjaren ontbraken standaarden en coördinatie. Onzorgvuldige opslag kon materiaal onbruikbaar maken; ongetrainde vrijwilligers brachten zichzelf soms in gevaar. Inmiddels zijn er protocollen ontwikkeld, maar het blijft een veld in ontwikkeling.
Daarnaast zijn er machtsverschillen vertelt Regan: grote internationale organisaties beschikken over geld, software en training om openbronnenonderzoeken te integreren in hun werk. Lokale groepen hebben die mogelijkheden vaak niet, en dat bepaalt mede welke conflicten onderzocht en zichtbaar worden.

Digitale informatie raakt ons allemaal
Na een decennium van snelle technologische groei maakt het veld de afgelopen jaren even pas op de plaats. Eerst was er vooral enthousiasme, vertelt Regan: “Dit leek dé oplossing voor het bewijsprobleem in oorlogsrechtspraak. Nu is er meer ruimte voor reflectie.”

De komende jaren verwacht ze meer samenwerking tussen internationale en lokale organisaties, en meer aandacht voor gelijkwaardigheid. Ze voegt daar een bredere hoop aan toe: “Mijn hoop is dat we niet alleen slimmer worden in het ontmaskeren van misleiding, maar ook kritischer in hoe we zelf met digitale informatie omgaan. Uiteindelijk raakt dit niet alleen onderzoekers of rechtbanken, maar ons allemaal.”
- Promovendus
- Meer informatie
De fotografie gebruikt in onze fictieve voorbeelden is in een online beeldbank beschikbaar gesteld door Алесь Усцінаў uit Kiev. | Lees het artikel gepubliceerd door Isabella Regan in het Tijdschrift over Cultuur en Criminaliteit ‘Scheve machtsverhoudingen en justice mismatches: De rol van ngo’s in online-openbronnenonderzoek van oorlogsmisdrijven’.
- Gerelateerde content
- Gerelateerde opleiding