Geen alternatief voor een Europees depositogarantiestelsel

Geen alternatief voor een Europees depositogarantiestelsel

Door: Ivo Arnold

Eind november presenteerde de Europese Commissie een voorstel voor een Europees depositogarantiestelsel. Het voorstel stuit op veel weerstand in Nederland en Duitsland, waar het visioenen oproept van Noord-Europese betalingen aan de spaarders van omvallende Zuid-Europese banken. Toch zou het zeer welkom moeten zijn, om de simpele reden dat we niet verder kunnen met het volstrekt ongeloofwaardige Nederlandse stelsel.

Garanties op spaargeld helpen om de stabiliteit van het bankwezen te verhogen. Wanneer een bank in de problemen raakt, voorkomt een geloofwaardig stelsel dat kleine spaarders massaal hun geld van de bank halen. Ze krijgen het immers toch wel terug via het garantiestelsel. Wie de website van De Nederlandsche Bank raadpleegt leert dat in Nederland de kosten hiervan “in principe” worden omgeslagen over de rest van het bankwezen. Zo staat het althans in de bankwet. Gezien de structuur van ons bankwezen is dit echter een papieren werkelijkheid. Toen Dirk Scheringa’s DSB Bank over de kop ging konden de kosten nog wel worden omgeslagen over de rest van de sector. Maar in het geval dat één van de drie grootbanken zou omvallen, kunnen de overblijvers dit absoluut niet dragen. Hun reserves zijn te klein in verhouding tot de gegarandeerde spaargelden. Kortom, als er één Nederlandse grootbank in de problemen komt sleept deze via het depositogarantiestelsel de rest mee in haar val. De overheid moet dan wel inspringen, waardoor de rekening toch weer bij de belastingbetaler terecht komt. Dit probleem wordt nog verergerd doordat ING, ABN-AMRO en Rabobank via hun internetbanken veel buitenlands spaargeld aantrekken dat onder de Nederlandse garantieregeling valt. Als het mis gaat, staan ook Europese spaarders bij onze Minister van Financiën op de stoep. Een Europese garantieregeling biedt een oplossing voor deze problemen.

De beste manier om een depositogarantie vorm te geven is als een verzekering. Banken betalen dan een premie, liefst op basis van hun risicoprofiel, aan een fonds waaruit gedupeerde spaarders van failliete banken schadeloos worden gesteld. Dat werkt goed als er veel banken deelnemen die klein zijn ten opzichte van de totale markt, zoals in de Verenigde Staten. In Nederland kan dit verzekeringsprincipe niet goed functioneren, vanwege het feit dat drie grootbanken de markt domineren. Vanuit dit oogpunt is een Europese garantieregeling een goede zaak. Het zorgt voor een betere spreiding van risico, omdat het aantal deelnemende banken zeer hoog zal zijn.

Daarnaast is een Europese garantieregeling een logisch sluitstuk van de bankenunie. Om goede redenen is er in 2013 voor gekozen om het toezicht op de banken Europees te regelen, onder regie van de ECB. Dan is het raar als de garantie op spaargeld nog nationaal is geregeld. Een Europese garantieregeling helpt tevens de afhankelijkheid tussen banken en landen te doorbreken. Het vertrouwen in een bank wordt nu nog mede bepaald door het vertrouwen in het land waar de bank is gevestigd. Zolang de garantie op spaargeld nationaal is geregeld bestaat er immers het risico dat een overheid moet bijspringen wanneer de garantieregeling ontoereikend is. Banken in zwakke landen hebben dan een concurrentienadeel, puur vanwege hun vestigingsplaats. In een interne markt is dit ongewenst. Bovendien zijn kleine landen met grote banken en veel gegarandeerd spaargeld extra kwetsbaar bij een nationale regeling.

Ondanks deze evidente voordelen kan een overstap naar een Europees stelsel pas op een verantwoorde manier plaatsvinden wanneer aan een aantal voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet er voldoende vertrouwen bestaan in het Europese bankentoezicht. Dat is net van start gegaan, dus het kan geen kwaad om dat nog een aantal jaren aan te kijken. Ten tweede zou het helpen wanneer de kapitaalbuffers van de Europese banken nog verder worden opgeschroefd, om de kans te verkleinen dat de garantieregeling ooit moet worden aangesproken. Ten derde moeten Europese banken hun excessieve blootstelling aan de staatsschuld van hun eigen overheid afbouwen, om te voorkomen dat banken in de problemen komen omdat de overheidsfinanciën niet op orde zijn. Als Zuid-Europese landen echt gezonde banken willen, moeten ze deze niet meer volstoppen met hun eigen staatsschuld. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan kan een Europese garantieregeling een belangrijke bijdrage leveren aan een stabieler financieel systeem. En voor Nederland zou het betekenen dat we eindelijk een geloofwaardig depositogarantiestelsel zouden hebben.

CV

Ivo Arnold is opleidingsdirecteur, plaatsvervangend decaan en deeltijdhoogleraar economisch onderwijs aan de Erasmus School of Economics. Tevens is hij hoogleraar monetaire economie aan Nyenrode Business Universiteit. Hij vervulde bij Nyenrode achtereenvolgens de functies van PhD director, programme director van het executive MBA en voorzitter van de vakgroep Finance. Arnold heeft daarnaast een ruime onderwijservaring. Hij wordt vaak geraadpleegd om zijn visie te geven op monetair economische onderwerpen.

Meer informatie

Dit opinieartikel is eerder en in aangepaste vorm verschenen in het Nederlands Dagblad.

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen