Giftenaftrek: afschaffen

Giftenaftrek: afschaffen

De giftenaftrek wordt toegepast door circa 800 000 belastingplichtigen en heeft voor de overheid een budgettair belang van € 378 mln. (2013) ofwel een bedrag van € 472,50 per giftenaftrek claimende belastingplichtige.

Voor de goede orde: dat is het budgettaire belang en dus niet het bedrag van de giftenaftrek zelf. Het gemiddelde bedrag van de giftenaftrek bedraagt circa € 1 000. Hoe dan ook: de eerste conclusie is dat het in macro-opzicht om peanuts gaat. De eerste regel van een robuust belastingsysteem is dat peanuts daarin niet thuis horen (het beginsel van het verbod op peanuts in fiscale regelgeving). Ik geef toe, er zijn nog wel kleinere peanuts in het fiscale stelsel te vinden. Maar dat is geen rechtvaardiging een enigszins grotere, maar op zich kleine, peanut te handhaven. 
Het tweede argument hangt met het vorenstaande samen: de uitvoeringskosten van een dergelijke peanutregeling zijn relatief hoog. Er moeten immers veelal kleine bedragen worden gecontroleerd (kosten Belastingdienst) en de bedragen moeten ook elk jaar door de schenker worden geïnventariseerd. 
Een derde punt betreft de omvangrijke regelgeving en de hoge uitvoeringslasten ten aanzien van de bepaling van de instellingen die kwalificeren als instellingen waaraan de giften kunnen worden gedaan, te weten de ANBI’s en de SBBI’s. Ik zou menen dat die energie veel nuttiger kan worden aangewend, bijvoorbeeld voor extra controle op het toeslagenstelsel. Het argument dat die beide genoemde instellingen toch moeten worden onderkend voor de toepassing van de Successiewet zou ik in eerste aanleg willen pareren door te betogen dat ook voor die wet geen specifieke faciliteiten meer worden geboden voor ANBI’s en SBBI’s. Een algemene vrijstelling tot een bepaald bedrag van schenkingen en erfenissen volstaat.
De bovenstaande argumenten zijn niet heel principieel maar gebaseerd op het (wel) principiële uitgangspunt dat de wetgeving eenvoudig en robuust moet zijn. Hierbij zij aangetekend dat we met de giftenaftrek evident te maken hebben met een belastinguitgave ofwel een inbreuk op de wettelijke structuur. In dit verband is de achtergrond van de giftenaftrek relevant. Het argument voor de giftenaftrek is om langs indirecte wijze schenkingen te bevorderen aan charitatieve etc. instellingen. Maar waarom zou de overheid vinden dat dit moet? Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat zij daarmee zelf van een taak wordt ontheven en daarmee uitgaven uitspaart. Ik acht dat echter geen valide argument en bovendien is de bemoeizucht door middel van de giftenaftrek niet noodzakelijk. Sterker nog het is apert onwenselijk. Immers – en daar schuilt mijn belangrijkste inhoudelijke argument tegen de giftenaftrek –, als iemand een bepaalde instelling wenst te ondersteunen dan moet hij dat met volle overtuiging doen en niet (mede) omdat de fiscale wetgever bereid is dat te stimuleren. Het vormt mijns inziens geen goede motivering voor het doen van een gift: juist een gift moet geheel worden bepaald door de overtuiging van de schenker ten aanzien van de te begunstigen instelling. Als de wetgever vindt dat hij schenkingen – lees subsidies – moet verstrekken aan bepaalde instellingen moet dat op de gebruikelijke wijze via het wetgevings- en/of het budgettaire proces plaatsvinden.
Er resteren nog enkele argumenten ter afschaffing van de giftenaftrek. De omstandigheid dat giftenaftrek bestaat impliceert in wezen dat anderen die geen giften doen daaraan in feite wel bijdragen. Waarom zou een belastingplichtige meer belasting moeten betalen omdat zijn buurman schenkingen doet aan het Rode Kruis? Een volgend argument is dat uit de tot op heden gehouden evaluaties niet is gebleken dat de giftenaftrek ook daadwerkelijk effect sorteert. Na zo’n lange bestaansgeschiedenis zou dat wel het geval mogen zijn. Als een bepaalde fiscale faciliteit die een inbreuk maakt op de structuur van het fiscale stelsel al gehandhaafd zou moeten worden dan is het in elk geval vereist dat deze overtuigend een positieve bijdrage levert aan de doelstelling ervan. Daarvan blijkt niets. Tot slot: er zijn legio instellingen die ‘goed bij kas zitten’. Ik zie geen enkele reden waarom die langs de indirecte weg van de giftenaftrek ‘gestimuleerd’ moeten worden. Als al een faciliteit zou moeten bestaan, dan zou daaraan zeker moeten worden gekoppeld dat instellingen een gemaximeerd eigen vermogen mogen aanhouden of als alternatief – aan een doorstortplicht ten gunste van het feitelijke goed doel moeten voldoen.

CV

Peter Kavelaars is als hoogleraar fiscale economie aan Erasmus School of Economics. Daarnaast is hij directeur Wetenschappelijk Bureau bij Deloitte Belastingadviseurs te Rotterdam. Kavelaars maakte tevens deel uit van de commissie-Van Dijkhuizen. De commissie had als opdracht een aantal realistische toekomstscenario’s voor een herziening van de inkomstenbelasting uit te werken om te komen tot een eenvoudig, solide en fraudebestendig belastingstelsel dat bij zou dragen aan de verbetering van de concurrentiekracht van Nederland.

Meer informatie

Deze opinie is in en op een enkel punt iets andere vorm gepubliceerd in het Weekblad voor Fiscaal Recht van 1 mei 2014.

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen