Hoe overbodig is de lastenverlichting?

Hoe overbodig is de lastenverlichting?

Door: Ivo Arnold

De lastenverlichting van € 5 miljard die het kabinet voor 2016 in petto heeft oogst hoon van vele economen. Met enige reden. Nadat eerder midden in de crisis de economie werd belast met lastenverzwaringen en bezuinigingen, wordt nu een stimulans gegeven terwijl de economie toch al weer aantrekt. Procyclisch begrotingsbeleid noemen we dat. Het versterkt de schommelingen in de economie, daar waar je van de overheid juist een stabiliserende rol zou mogen verwachten. Zo blijkt maar weer eens dat voor politici vooral de verkiezingscyclus telt. 

In 1972, aan de vooravond van de Amerikaanse presidentsverkiezingen, stuurde kandidaat Richard Nixon een brief aan uitkeringstrekkers met de welkome mededeling dat hun uitkering met 20% zou worden verhoogd. Zo bont maken Rutte c.s. het nog net niet, maar er is geen principieel verschil met Nixon. Het paaien van de kiezer vlak voor de verkiezingen is een cynische praktijk die maar moeilijk uit te bannen is.

Een tweede punt van kritiek is het ontbreken van belastinghervormingen. Ons belastingstelsel is met zijn toeslagencircus veel te ingewikkeld en behoeft een grondige herziening. Omdat zo’n operatie altijd verliezers kent, is er smeergeld nodig om hen te compenseren en daarmee draagvlak te creëren. Het kabinet geeft het smeergeld nu al uit, zonder dat er noemenswaardige hervormingen worden gerealiseerd. Dat lijkt prematuur.

Beide kritiekpunten zijn terecht. Maar zijn ze zwaarwegend genoeg om dan maar van de lastenverlichting af te zien? Ik denk van niet.

De mislukking van de belastinghervorming is een politiek gegeven. De coalitiegenoten zijn te verdeeld en het politieke landschap is te versnipperd om de weerstand van belanghebbenden het hoofd te bieden. Als zoiets voor de hand liggends als het gelijktrekken van BTW-tarieven al niet lukt, begrijp ik wel dat het kabinet de handdoek in de ring gooit. Treuren over deze gemiste kans mag, maar we zullen de lastenverlichting op haar eigen macro-economische merites moeten beoordelen.

Dan het procyclische begrotingsbeleid. De grootste fout is helaas al gemaakt, door € 15 miljard aan lastenverzwaringen en bezuinigingen te laten vallen in het crisisjaar 2013. We hebben het gemerkt aan de sterke daling van het besteedbaar inkomen en de consumptieve bestedingen. Het resulteerde in een onnodige verslechtering van de economie, die op dat moment ook al onder de crisis in de woningmarkt te lijden had. Onnodig, omdat alleen al de pensioenhervormingen de houdbaarheid van de overheidsfinanciën sterk hebben verbeterd. Onnodig ook, omdat de riante vermogenspositie van Nederlandse staat, met zijn hoge belastingclaims op de toekomstige pensioenuitkeringen, geen enkele twijfel had mogen geven over de Nederlandse kredietwaardigheid.

Is de € 5 miljard aan lastenverlichting ook onnodig? Als we erop mogen vertrouwen dat de economische groei nu voldoende momentum heeft, dan kunnen we het geld beter gebruiken om staatsschuld af te lossen. Bij een volgende recessie heeft de overheid dan weer voldoende ruimte om te stimuleren. Of is het herstel toch nog te broos?

Voor 2016 voorspellen de meeste instanties een BBP-groei van rond de 2,5%. Dit mooie cijfer suggereert dat de economie wel zonder lastenverlichting kan. Maar dat gaat voorbij aan een aantal risico’s. De vooruitzichten voor de wereldeconomie zijn recentelijk onzekerder geworden, nu de Chinese groei afzwakt en de Amerikaanse centrale bank zich opmaakt voor een renteverhoging. En als kleine open economie is Nederland sterk afhankelijk van de wereldhandel. Dichter bij huis blijft het herstel van de eurozone zwak en blijft de muntunie kwetsbaar voor politieke onrust. Een sterkere groei en hogere inflatie zijn broodnodig om de schuldenproblemen te beheersen en de werkloosheid omlaag te brengen. De ECB doet met haar opkoopprogramma wat zij kan, maar het zou beter zijn als de lidstaten zelf meer doen om de groei te bevorderen. Dit betekent structurele hervormingen in landen waar het nodig is en een stimulerend begrotingsbeleid in landen waar daarvoor de ruimte is. Met Duitsland behoort Nederland tot de laatste categorie.

Tot slot. We komen uit een ongekend lange en hevige recessie die veel schade heeft toegebracht aan de private sector. Zo’n economie kan wel een steuntje in de rug gebruiken. Tijdens de Grote Depressie in de Verenigde Staten en de langdurige stagnatie in Japan dachten beleidsmakers te vroeg dat de economie wel weer op eigen benen kon staan. Laten we in Europa niet dezelfde fout maken.

Alles afwegend mogen we blij zijn dat de regering eindelijk het juiste werktuig in haar macro-economische gereedschapskist heeft gevonden. Dan moeten economen misschien maar niet al te kritisch zijn over de motieven van de gebruiker.

CV

Ivo Arnold is opleidingsdirecteur, plaatsvervangend decaan en deeltijdhoogleraar economisch onderwijs aan de Erasmus School of Economics. Tevens is hij hoogleraar monetaire economie aan Nyenrode Business Universiteit. Hij vervulde bij Nyenrode achtereenvolgens de functies van PhD director, programme director van het executive MBA en voorzitter van de vakgroep Finance. Arnold heeft daarnaast een ruime onderwijservaring. Hij wordt vaak geraadpleegd om zijn visie te geven op monetair economische onderwerpen.

.

Meer informatie

Deze opiniebijdrage is eerder verschenen in het Nederlands Dagblad.

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen